Van sanatorium tot verpleeghuis
Voor u ligt het lustrumboek ter ere van het vijftigjarig bestaan van verpleeghuis Sint Jozefsheil te Bakel, in 1951 als sanatorium voor tuberculosepatiënten in gebruik genomen.
In vijftig jaar tijd is er uiteraard veel veranderd. Er werd gebouwd, afgebroken en gerenoveerd. De tuberculose patiënten verdwenen en er kwamen veelal oudere lichamelijk zieken en dementerende patiënten voor in de plaats. Medewerkers kwamen en gingen; er werd uitgebreid, ingekrompen en 'bijgeschoold'.
Eén ding bleef al die jaren echter gelijk: in Sint Jozefsheil stond en staat de patiënt, de bewoner , centraal. Juist die patiënt was de drijvende factor achter veel veranderingen . Immers, de samenwerking van Sint Jozefsheil met andere verpleeghuizen binnen de Stichting Verpleeghuizen Gewest Helmond, dat op haar beurt weer deel ging uitmaken van Stichting De Zorgboog, is onze patiënten alleen maar ten goede gekomen .
Het meest tekenend voor de zorg is misschien wel het feit dat wij de patiënten en bewoners een leefomgeving willen bieden, waar zij welkom zijn als thuisblijven echt niet mogelijk is.
Sanatorium Sint Jozefsheil opent haar deuren
Al voor de Tweede Wereldoorlog zijn er plannen voor de bouw van een sanatorium voor tuberculosepatiënten in de bossen in de buurt van Helmond. De Tweede Wereldoorlog belet echter de uitvoering ervan, al is dat s lechts tijdelijk. Als na de oorlog het aantal tuberculose patiënten alleen nog maar hoger blijkt te zijn, is pastoor P.E. van Leeuwe n uit de Sint Jozefparochie in Helmond de initiatiefnemer tot de directe oprichting van de Stichting Sint Jozefsheil, op 9 jun i 1945. Dhr. J.H. de Wit wordt benoemd tot voorzitter van het bestuur. Met een renteloze lening van de Gemeente Bakel en Milheeze is het bestuur in staat veertig hectare bosgrond te kopen om daar het sanatorium te kunnen vestigen
Pastoor P.E. van Leeuwen zag van dichtbij hoeveel gevaar de Helmondse bevolking liep door tuberculosepatiënten thuis, in kleine woningen in dichtbevolkte arbeiderswijken, te blijven verplegen. Daarom installeert hij op 1 juni 1945 persoonlijk het bestuur van de Stichting Sint Jozefsheil in de pastorie van de Sint Jozefparochie in Helmond.
In 1947 zet hij eigenhandig de eerste spade in de grond voor de bouw van sanatorium Sint Jozefsheil
Jan de Wit Sr. is vanaf de oprichting van de Stichting Sint Jozefsheil, op 9 juni 1945, tot 28 februari 1966 voorzitter van het bestuur. Hij wordt na zijn aftreden benoemd tot erevoorzitter. De Jan de Witk –kliniek wordt naar hem vernoemd als dank voor zijn enorme inzet voor de Stichting Sint Jozefsheil.
Het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting geeft het bestuur van de Stichting Sint Jozefsheil op 29 juli 1949 toestemming tot aanbesteding van de bouw van een 'streeksanatorium'. De bevolking van Zuidoost Brabant reageert enthousiast. Zij organiseert allerlei activiteiten om geld in te zamelen voor het bouwfonds.
De bevolking van Zuidoost Brabant steunt de bouwplannen voor het sanatorium enthousiast. Er worden voetbal -, biljart -, schaak - en wielerwedstrijden georganiseerd; arbeiders werken over en storten hun extra loon, vaak verdubbeld door hun werkgevers, in het bouwfonds; agrarische organisaties verzorgen het grondwerk bi j de bouw. Weken lang komen boeren uit de wijde omgeving met paard en wipkar naar het bouwterrein om de grond bouwklaar te maken. Hu n motto : 'mak t oe mar gin zorge, dè knappe wij wel efkes op!' De activiteiten brengen samen ruim fl. 200 .000, - op.
Op 5 september 1951 wordt het eerste paviljoen van sanatorium Sint Jozefsheil in gebruik genomen door de komst van de eerste negen patiëntjes. Zij worden ontvangen door Koningin Juliana. Op 19 maart 1952 , de feestdag van beschermheilige Sint Jozef, zegent Bisschop Z.H.E. Mgr. Mutsaerts het sanatorium in. Op 23 augustus verricht Staatssecretaris van Volksgezondheid dhr. P. Muntendam de volledige ingebruikstelling.
Het verplegend personeel
De Oostenrijkse 'Kongregation der Töchter des Göttlichen Heilandes' stelt op verzoek van het bestuur van Sint Jozefsheil twintig zusters van haar vestiging in Sint Michielsgestel beschikbaar voor de verzorgi ng van de patiënten. Deze zusters hebben eerder in de Helmondse wijkverpleging en op het consultatiebureau voor tuberculosebestrijding gewerkt en zijn dan ook goed voorbereid op hun taak. De eerste zusters uit Sint Michielsgestel verhuizen in augustus 1958 naar Bakel. De eerste weken moeten zij zich behelpen en gaat de behuizing van patiënten voor, maar eind oktober komt ook voor hen een verblijf gereed.
'Het was hard werken, dat wel'
Zuster Christa woont in een keurige aanleunwoning in Deurne, niet bepaald een locatie waar men een religieuze verwacht aan te treffen. 'Het huis bij de Lindeboom,' wijst zij haar bezoek kort daarvoor telefonisch de weg naar haar huis.
'Eind jaren tachtig waren er nog zo weinig nonnen werkzaam bij Sint Jozefsheil en de Jan d e Witkliniek, dat het klooster voor ons veel te groot werd,' vertelt de zuster terughoudend. Samen met de directie werd een nieuwe woonomgeving gezocht: De Nieuwenhof, toen nog Sint Joseph, in Deurne. 'Best een moeilijke omschakeling hoor, na alles wat we samen hadden meegemaakt.'
In 1952 komt zuster Christa als leerling verpleegster op Sint Jozefsheil aan, na eerst een tijd op De Klokkenberg te hebben gezeten. De verpleegstersopleiding in Bakel word t dan net opgezet en eigenlijk vond ze het er in eerste instantie maar een rommeltje. 'Ik moet je eerlijk zeggen, na drie maanden stond ik bijna op het punt weg te gaan,' geeft de zuster ietwat gegeneerd toe. 'Achteraf ma ar goed dat ik da t niet gedaan heb. De opleiding startte immers officieel pas in september, terwijl ik in mei al gearriveerd was!'.
Een jaar later al, in 1953, gaat zuster Christa samen met zuster Felicia naar het klooster , terwijl ze tegelijkertijd de opleiding Verpleegkunde A doet in Den Bosch. Als de zusters hun opleiding in 1959 afgerond hebben, treden ze officieel in dienst bij Sint Jozefsheil.
'Het was heerlijk, dankbaar werk, wat we deden,' zegt de zuster. 'We maakten lange dagen, maar we deden het zonder mopperen ; dat hoorde er nu eenmaal bi j . En naast het werk leidden we een regelmatig kloosterleven, met onze maaltijden, gebed en onze gezamenlijke uitstapjes'.
Voor de religieuzen begint de dag al vroeg . Om vijf uur staan de zusters op en ontbijten en bidden ze samen. Daarna, om zeven uur, gaat elke zuster op weg naar haar dagelijkse werk.
De religieuzen werken in alle gelederen van Sint Jozefsheil: de wasserij, de keuken, de naaikamer en natuurlijk de verpleging. Zuster Christa werkt de eerste j aren van haar dienstverband op de kinderafdelingen. Het werken met kleine kinderen vond ze heerlijk. 'Kinderen reageren zo prachtig, zo puur,' zegt de zuster, 'aan die tijd heb ik mooie herinneringen.'
Al vrij snel wordt ze ook betrokken bij de opzet van een interne opleiding ziekenverzorging en de organisatie van de verpleging. 'Hard werken hoor, dat wel. Intern moest er van alles geregeld worden, met het personeel is er altijd wel wat, en daarnaast gaat het gewone werk in de verpleging door.
Toen de opleiding eenmaal van start was gegaan. stond ik daarnaast ook nog eens voor de klas en bereidde ik 's avonds mijn lessen voor. Ja, dat was een vruchtbare periode. Als de eerste groep leerlingen van de interne opleiding slaagt voor het examen, kan de zuster haar geluk dan ook niet op. 'Omdat ik had geholpen bij de opzet van de school en een gedeelte van de lessen gegeven had , zowel theorie als prak tijk, was ik buitengewoon trots dat we een compliment kregen van de inspecteur. De examens waren bijzonder goed verlopen.'
De zuster lacht als ze terugdenkt aan de eerste doctoren waarmee ze die j aren samenwerkte. 'Dokter Mulder, streng, rechtvaardig , en nooit te beroerd om excuses aan te bieden voor fouten die hij maakte . Het kwam echter niet bij hem op om de deur voor je open te houden als je met een vol dienblad in je handen stond,' grinnikt ze. 'Geen kwaadwillendheid hoor, laten we het maar onnadenkendheid noemen!' Dokter Roelofsen herinnert ze zich als een zachte, vriendelijke en betrokken arts. 'Wat ik aan hem zo prachtig vond, was da t hij de tieners, soms vervelende bakvissen en moeilijke schreeuwlelijken, op een wonderbaarlijke manier rustig wist te houden .'
Mooie herinneringen heeft de zuster aan de hoofdonderwijzer van de sanatoriumschool, de heer Schellekens. 'Die man heeft zoveel voor Sint Jozefsheil gedaan, meteen vanaf het begin . Denk maar eens aan zijn inspanningen vanuit het Rode Kruis; of de school die hij praktisch eigenhandig heeft opgezet! Daarnaast was hij ook nog eens de initiatiefnemer van de vele brood nodige ontspanningsactiviteiten voor patiënten. Ja, voor hem heb ik nog steeds grote bewondering.
In 1967 wordt zuster Christa Overste van de Bakelse kloostergemeenschap. Een grote verantwoordelijkheid, en omdat ze overdag niet in het klooster kan zijn, komt ze met de voormalige Overste, zuster Reginfrida , tot een goede taakverdeling. 'Gelukkig kon ik met zuster Reginfrida heel goed overweg. We spraken af dat zij overdag alle zaken in het klooster regelde en de leidinggevende taken en verantwoordelijkheden aan mij over zou laten. Dankzij d ie prettige samenwerking was het voor mij mogelijk om in die jaren én hoofd van de operatiekamers en gipskamers te zijn, én mijn lessen te geven en voor te bereiden, én daarnaast als Moeder Overste goed te kunnen functioneren.'
Inmiddels woont zuster Christa al weer een aantal jaren in een aanleunwoning van De Nieuwenhof in Deurne. 'Toen het klooster in 1 995 gesloten werd, hebben we een tijd lang niets anders gedaan dan opruimen. We kond en immers niet alles meenemen; een groot gedeelte va n onze bezittingen is naar kloosters in Hongarije gegaan.'
Van de tien zusters die nog in het klooster wonen gaan er enkelen terug naar Oostenrijk, waar ze vandaan komen. De anderen blijven in Nederland en nemen hun intrek in de senioren woningen in Deurne. 'Ik ben nog steeds Overste, vertelt de zuster. We wonen hier dicht bij elkaar en ik heb nog steeds de verantwoordelijkheid voor onze kleine kloostergemeenschap. Wat dat betreft is er
niets veranderd.
Rondom de religieuzen schaart zich langzaam maar zeker het overig verplegend personeel. Vanaf 1952 worden regelmatig leerling-verpleegsters en verpleeghulpen aangenomen. Sint Jozefsheil wordt vervolgens erkend als opleidingsinstituut voor leerling-verpleegsters. Op 1 mei 1952 start de eerste cursus met 12 leerlingen. Het aantal verpleegsters neemt geleidelijk toe. In 1954 komt er voor de intern wonende leerlingen en de vrouwelijke huishoudelijk medewerkers een personeelsgebouw met woon- en ontspanningsruimten: De Cantharel.
De patiënt centraal
De medewerkers van Sint Jozefsheil doen er alles aan de patiënten zich thuis te laten voelen in het sanatorium. Alle patiënten kunnen via luidsprekers of koptelefoons naar de radio luisteren en er is zelfs een bioscoopprogramma's Zomers worden er buiten muziek-, toneel-, en dansvoorstellingen gegeven, vaak door vrijwilligers uit de omgeving. Omdat er ook veel langdurig zieke kinderen in het sanatorium verblijven, wordt er bovendien een sanatoriumschool opgericht. De kinderen krijgen vaak individueel onderwijs aan bed, maar er zijn ook twee klaslokalen voor de minder zieke kinderen.
De volwassen n patiënten nemen deel aan cursussen leer-, plastic-, en rietbewerking; niet alleen om zo 'nuttige producten' te maken, maar ook omdat de patiënten sneller genezen wanneer ze actief zijn.
'Aan deze organisatie heb ik veel te danken'
Uit zijn hele doen en laten spreekt zijn betrokkenheid bij Sint Jozefsheil. Als Harry Relou begint te vertellen over het verpleeghuis komt de ene anekdote na de andere op tafel. De fotoboeken worden tevoorschijn gehaald. Bij elke foto is er een nieuw verhaal.
'Ik kende Sint Jozefsheil al van de opening in 1951. Met alle schoolkinderen van Bakel stonden "we langs de oprijlaan om Koningin Juliana te begroeten', zo begint Relou . 'Toen kon ik natuurlijk niet weten dat ik er een goed jaar later zelf zou komen te liggen, met longtuberculose.'
Relou herinnert het zich nog goed. 'Zoals zo vaak kregen we een testje op school , zo'n kruisje op je arm. De uitslag: tbc, al werd dat niet met zoveel woorden gezegd.' Longfoto's wijzen uit dat Relou inderdaad een rustkuur zal moeten ondergaan . 'Heel gek, want ik voelde me helemaal niet ziek.'
Na een maand thuis in bed te hebben gelegen wordt Relou overgeplaatst naar Sint Jozefsheil. Hij komt terecht op het Willibrorduspaviljoen, de toenmalige jongensafdeling. 'Bed één had ik, wat wilde zeggen dat ik volledige rust nodig had .
Alles moest vanuit bed gebeuren; ik mocht nog niet eens zelf naar de wc lopen. Voor zulke dingen werd een brancard gehaald.' De artsen vertellen Relou dat dat nog wel even zo zal blijven. Hij moet zes fases doorlopen; pas bij bed zes zal hij echt beginnen te genezen. Relou pakt een foto van de tafel. 'Kijk, een oude lucht foto van het terrein . Hier zie je het Willibrorduspaviljoen. Alle tussenwanden waren van glas, zonder gordijnen. Van privacy had men toen nog nooit gehoord,' lacht hij. 'Bovendien waren de wanden van sommige zalen helemaal open om het genezingsproces te bewonderen. Als het regende of sneeuwde werden de bedden verschoven, anders werden ze nat. En in de winter stond het ijs in je drink beker!' Ruim twee jaar ligt Relou in het sanatorium. Bezoek van zijn zusjes en broertjes krijgt hij nauwelijks, vanwege het besmettingsgevaar. 'We hielden contact via de Katholieke Illustratie .
Zij krabbelden hun anekdotes over het thuisfront namelijk in de kantlijn, en daarna brachten mijn ouders de Illustratie voor mij mee.' Relou 's vriend Sjaak komt wel bijna elke week op bezoek in Sint Jozefsheil. Hij is degene die hem op de hoogte houd t van de buitenwereld . 'Destijds stond ik daar eigenlijk niet bij stil; pas later ben ik gaan beseffen hoe belangrijk al die bezoeken van Sjaak voor mij zijn geweest. Ik ben hem daar nog steeds heel dankbaar voor.'
Ondanks het gemis van de familie en vrienden heeft het verblijf in het sanatorium ook best leuke kanten. Relou leert jongens uit de hele regio kennen en hoort verhalen over steden en dorpen waar hi j nog nooit van zijn leven is geweest. Zo liggen er jongens uit Uden bij hem op de zaal, en zelfs een paar uit Eindhoven en een uit Amsterdam! 'Wij waren destijds al verbaasd over het kruispunt tussen Deurne en Bakel, dat we waren overgestoken op weg naar Sint Jozefsheil,' vertelt Relou lachend, 'moet je nagaan hoe zeer wij onder de indruk waren va n de avonturen van deze jongens.'
Tijdens de vele uren die de patiënten stil zittend of liggend in bed moeten doorbrengen wordt er bovendien vaak aan werkstukken gewerkt, met als ultieme uitdaging het zelf maken va n een elektrisch schemerlampje. 'Ik ben heel handig geworden in die periode,' zegt Relou. 'Men heeft mij in die tijd heel wat handvaardigheidtechnieken bijgebracht. Je moet je immers bedenken dat wij in die tijd, kort na de oorlog, thuis weinig speelgoed hadden. De voorraden klei, pitriet, leer, verf en hout op Sint Jozefsheil waren voor ons een ware openbaring. Maar we moesten ook gewoon leren en studeren hoor, het onderwijs ging ook door,' benadrukt hij snel. De onderwijzers op Sint Jozefsheil gingen verder op het lesniveau waar j e op school was gebleven. Van het schema dat daarvoor werd opgesteld werd zelden afgeweken.'
Op zijn vijftiende wordt Relou ontslagen uit het sanatorium. Al vrij snel daarna treedt hij in dienst bi j een schildersbedrijf, waar hij zijn vakdiploma haalt. In 1962 wordt hij als schilder aangenomen bi j Sint Jozefsheil, waar hij verantwoordelijk wordt voor de onderhoudswerkzaamheden aan de gebouwen. Veel van zijn collega's kennen hem dan nog uit de tijd dat hij als patiënt in het sanatorium lag.
'Ja , dat vond ik heel mooi,' zegt Relou, 'opeens maakte ik gewoon een praatje met de doctoren en verpleegsters. Al die tijd dat ik in het sanatorium lag had ik enorm tegen hen opgekeken . Nu stond en we op gelijke voet. Samen met mijn collega's nam ik zelfs de nonnen in de maling.' Lachend vertelt hij over die keer dat hij en een collega muizen vonden en die bij de zusters in de broodkeuken onder de neus duwden . 'Ik had de nonnen nog nooit zo hoog zien springen!'
Relou voelt zich erg betrokken bij de organisatie, misschien wel omdat hij weet hoe het is om er als patiënt opgenomen te zijn . Als begin jaren zeventig de ondernemingsraad verplicht wordt opgericht, neemt hij, samen met een aantal andere collega's waaronder dokter Roelofsen, plaats aan de vergadertafel. 'Toen werd het me pas echt duidelijk dat doktoren ook maar gewone mensen zijn,' verklaart hij. 'Ondanks de aanvankelijke scepsis va n de directie, die het nut van een dergelijke raad niet direct inzag, maakten we samen plannen voor de toekomst van Sint Jozefsheil, zowel voor de bewoners als voor de werknemers, en iedereen had evenveel in te brengen, prachtig toch! Overigens komt de democratisering pas echt op gang met de geleidelijke wisseling van de directie. 'Dat is het werk en woonklimaat echt ten goede gekomen, vindt Relou. 'Het is hier nu een stuk aangenamer dan in de begin jaren.'
Tot voor kort werkte Relou op de receptie van de Jan de Witkliniek . 'Toen ik in 1971- vanwege lichamelijke klacht in de WAO terecht dreigde te komen, wilde ik dolgraag binnen de civiele dienst aan de slag. De economisch directeur, drs. Heling, heeft mijn plan toen voorgelegd aan het hoofd . Vrijwel meteen mocht ik als receptionist aan de slag. Kijk, dat vind ik nou geweldig . Ik heb bijna veertig jaar bij Sint Jozefsheil en de Jan de Witkliniek gewerkt. Per l maart 2001 heb ik na een geweldig afscheidsfeest en een receptie de organisatie verlaten. En weet je, die lange periode van dienst heb ik misschien nog wel meer te danken aan de organisatie dan aan mijzelf!
Sint Jozefsheil wordt deels verpleeghuis
Aan het eind van de jaren vijftig komen er steeds minder gevallen van tuberculose voor. Dit heeft zijn weerslag op de Nederlandse sanatoria. Niet alleen krijgen zij minder verzoeken tot opname van tuberculosepatiënten; ook de verhouding tussen mannen, vrouwen en kinderen binnen de sanatoria verschuift.
In Sint Jozefsheil halveert het aantal kinderen met tuberculose en verdubbelt het aantal mannen. Het totale aantal tuberculosepatiënten neemt ook hier geleidelijk af en zo nu en dan komen er patiënten met geheel andere aandoeningen bij. Voor de directie van Sint Jozefsheil een teken: het roer moet om.
In de loop van 1959 worden er besprekingen gevoerd met als doel een van de onderbezette kinderpaviljoens in te richten als buitenkliniek met revalidatie voor kinderen. Ook is het de bedoeling dat er meer ruimte komt voor verpleging en behandeling van langdurig zieken. In 1961 wordt de Oost-Brabantse Buitenkliniek voor Kinderen geopend; in 1962 de verpleeginrichting voor langdurig zieke volwassenen.
Voor de buitenkliniek voor revaliderende kinderen blijkt bij kinderartsen en ziekenfonds van meet af aan helaas weinig belangstelling te bestaan. De verpleging krijgt daardoor vaker te maken met geestelijk gehandicapte patiëntjes die langdurige en zware verpleging nodig hebben, dan met revaliderende kinderen.
Een moeilijke omschakeling.
Bouw van de Jan de Witkliniek
Voor de verpleging van langdurig zieke volwassenen komen bijzonder vee l aanvragen binnen. Vee l van deze oudere patiënten vertonen naast hun lichamelijke klachten ook tekenen van dementie en andere geestelijke ouderdomszi ekten. De verzorging en opvang van deze patiënten gaat niet goed samen met de verpleging van de geestelijk gezonde patiënten. Zij lopen elkaar letterlijk en figuurlijk in de weg. Bovendien is de bouw van Sint Jozefsheil, met vrije ingangen en uitgangen, ongeschikt voor de opvang van dementerende ouderen.
Er wordt een commissie aangesteld die de behoefte aan een nieuw onderkomen voor deze patiënten gaat onderzoeken
In 1966 adviseert z ij een nieuw verpleeghuis op het terrein van Sint Jozefsheil te bouwen: de Jan de Witkliniek .
In maart 1971 zijn de voor bereidingen van de bouw van de Jan de Wit kliniek zover gevorderd, dat met de bouw kan worden begonnen. In 1973 kunnen de eerste bewoners worden opgenomen. Op 10 september wordt de kliniek officieel geopend door de Commissaris van de Koningin in Noord Brabant, de heer J.D. van der Harren, waarbij een borstbeeld van Jan de Wit Sr. wordt onthuld.
Personeelsvereniging De Schakel
Personeelsvereniging De Schakel wordt in 1968 opgericht door de dames Boesten, Van Stekelenburg en Va n der Velden, respectievelijk hoofd huishouding, directiesecretaresse en mentrix. De vereniging organiseert ontspanningsactiviteiten voor medewerkers, zowel op eigen initiatief als vanuit de organisatie.
Door de jaren heen worden er heel wat gezellige bijeen komsten georganiseerd: va n mosselavonden en barbecues tot themafeesten. Veel personeelsleden zetten zich dan belangeloos voor de vereniging in. Tegenwoordig organiseert De Schakel nog steeds het jaarlijkse Kerst kienen en een Sinterklaasfeest voor de kinderen van medewerkers.
Regelmatig gaan geïnteresseerden op initiatief van De Schakel op stap, bijvoorbeeld naar een prachtige voorstelling als Th e Phantom of the Opera, evenementen die door velen met groot enthousiasme ontvangen worden.