De geschiedenis van Bakel, milheeze en de Rips tussen de jaren 1930 en 1950, door Lambert van de Kerkhof
In Bakel had politieagent Heesbeen een geweldige ruzie gekregen met collega Van Denderen over de manier waarop de razzia's gehouden waren. Deze ruzie was zo hoog opgelopen dat Heesbeen zijn uniform had uitgedaan en zijn ontslag had aangeboden. Toen 's avonds het drietal weer teruggekeerd was, is Heesbeen toch weer aan het werk gegaan. Op enkele kleine invallen na was dat in de gemeente de laatste razzia.
Intussen bleef de levering van melk aan de melkfabriek ver onder de maat. De melkrijders kregen het bevel weer melk op te gaan halen en ze weer af te leveren op de melkfabriek. Ze moesten daarbij de boeren op hun plicht tot levering wijzen. Als een melkrijder zou weigeren zou hij onmiddellijk opgepakt en naar Vught gestuurd worden.
Rondom deze tijd meldde burgemeester Wijtvliet de Duitsers dat hier geen boerenstand of werkliedenvereniging meer bestond en dat bij zijn weten het werk op de boterfabriek gewoon was doorgegaan. Hij wist dan ook niet wiens schuld het was dat niet alle melk geleverd was.
Op de Rips was niets te merken van de staking. Alle melk werd gewoon naar de melkfabriek in Oploo gebracht.
Intussen zetten de Duitse autoriteiten hun pogingen om alle oud-militairen weer in krijgsgevangenschap te krijgen voort. Op 11 mei kwam er een telegram op het gemeentehuis met de opdracht om alle namen en persoonsbewijsnummers door te geven van personen die in 1940 terug gekomen waren uit Duitse krijgsgevangenschap. Uiteindelijk bond de bezetter in omdat voorzien werd dat deze onpopulaire maatregel de weerzin tegen de bezetting alleen nog maar groter zou maken.
Het verzet
Niemand had kunnen denken dat Bakel in het verzet zo'n belangrijke rol zou gaan spelen. De leiding van het verzet in Zuidoost Brabant en Midden Limburg was namelijk in het dorp gevestigd.
Het verzet had in het begin van de oorlog helemaal nog weinig met geweld en sabotage van doen. Mensen zoals dr. Jan Nelemans en andere mannen van het eerste uur die in hoofdzaak gezocht moeten worden in de kerkelijke kring, onderwijs, pers en sommige politieke groeperingen, waren vanaf het begin gekant tegen de ideologie van het nationaal-socialisme en het facisme, m.a.w. de denkbeelden van de Nazi’s. Ze vonden dat zelfs dat als Nederlandse Unie teveel toe gaf aan de Duitsers.
In begin van de bezetting werd gedacht dat met de Duitse inval wel het ergste gebeurd was, maar deze mening veranderde snel toen bleek dat de bezetters steeds meer onderdrukkende maatregelen afkondigden. Maatregelen als de oproep aan ex-militairen om weer in krijgsgevangenschap terug te keren, de jodenvervolging, de gedwongen tewerkstelling in Duitsland accepteerden de mensen niet en ze meenden dat ze zich daartegen moesten verzetten. Joden werden bijv. geholpen onder te duiken of om via België naar Zwitserland uit te wijken. Ook de uit krijgsgevangenschap ontsnapte Franse militairen werd hier hulp geboden om naar huis te kunnen terugkeren.
Stempel van de K.P. Bakel, gemaakt van een gum.
Toen de Duitsers mensen gingen vervolgen vanwege hun houding tegenover de bezetter en daarna deze mensen gingen onderduiken, kwam men met grote problemen te zitten. Er moest voor onderdak gezorgd worden en tevens voor eten. Om levensmiddelen te kunnen kopen had men distributiebescheiden nodig. Daar moest men dus illegaal aan zien te komen.
Langzaam maar zeker ontstond er een organisatie die zich daarmee ging bezig houden. Voor het eerst werden toen op zeer primitieve wijze persoonsbewijzen en identiteitskaarten vervalst.
Nadat er later meer slachtoffers kwamen van de Duitse onderdrukking, mensen die moesten onderduiken, zoals werkweigeraars voor Duitsland of geallieerde piloten, moest er steeds meer geregeld en geïmproviseerd worden. In begin was van een gecoördineerde aanpak totaal geen sprake; men opereerde alleen of in losse groepjes. Later ontstond er meer samenwerking en werd de L.O., de Landelijke Onderduikersvereniging, opgericht, opgebouwd uit verschillende afdelingen, die elkaar zoveel mogelijk steunden bij de opvang en verzorging van onderduikers.
Toen de organisatie van het verzet steeds beter werd, werd ook hun werk steeds belangrijker en nam het aantal verzetslieden toe. Ze streefden allemaal hetzelfde doel na: bevrijding van de bezetter.
Niemand moest ook maar iets hebben van Duitsers en hun Nederlandse handlangers de N.S.B-ers.
De geestelijkheid had een belangrijke invloed op het verzet. Veel geestelijken deden actief mee aan acties tegen de bezetter. Voor de gelovige mensen werd mede hierdoor het verzet een gerehtvaardigde zaak.
De mensen van het verzet waren in het algemeen geen personen die opvielen. De meesten onderhielden goede contacten met gemeenteambtenaren, politie en geestelijken.
In het laatste stadium van de oorlog, toen het steeds moeilijker werd, vormden zich binnen de ondergrondse beweging harde kernen die met geweld probeerden hun doelen te bereiken. Een dergelijke harde kern werd K.P. (Knokploeg) genoemd. Zelf noemden ze zich liever Koninklijke Patrouille.
In Helmond bestond al eerder een actieve verzetsgroep. In het begin van 1942 werd bijna de hele top, waaronder kapelaan Lam, Van Doorn en Van Thiel door de Duitsers opgepakt. De overige leden van deze groep moesten zich daardoor gedeist houden. Jan Knaapen, een van de weinige die van deze groep nog over gebleven was, zocht contact met Dr. Nelemans.
Dr. Nelemans kwam in 1938 als huisarts naar Bakel. Bij de bevolking was hij zeer goed gezien. Iedereen kende hem als een rustige, aardige, kalme man en vooral als een bekwaam dokter.
Voor hij trouwde was hij in de kost bij de fam. Bussemakers, die aan de Deumeseweg woonde. In 1939 trouwde hij met Maria Phaff, dochter van de toenmalige Gemertse burgemeester. Het echtpaar ging wonen in het oude postkantoor aan de Deureneseweg, nu Schoolstraat. Sjef (de Kapper) Manders woont er nu.
Toen Jan Knaapen zich bij Dr. Nelemans vervoegde, was deze al actief in het verzet. Hij was lid van de L.O. en hield zich bezig met het opvangen en verzorgen van onderduikers. Door zijn werkzaamheden als huisarts kon hij zich vrij gemakkelijk bewegen en wekte daardoor nauwelijks wantrouwen op van de Duitsers. Nieuwe postkantoor aan de Deurneseweg in Bakel.
Dr. Nelemans werd de woordvoerder en contactpersoon van het verzet, niet alleen in onze gemeente maar ook ver daar buiten. Door verzetsmensen buiten onze gemeente wordt nu nog met veel respect over de persoon Nelemans gesproken. Hij was een zeer handige organisator die makkelijk taken kon verdelen. Als dokter stond hij sowieso een stuk boven de mensen, en daar wist hij ook mee om te gaan. Hij kon dan ook gemakkelijk mensen zo ver krijgen dat ze kleine, vaak ongevaarlijke dingen voor hem deden. Men kreeg dan het gevoel dat men midden in het verzet zat en er dan liever niet met iemand over sprak. Anderen waren weer stil omdat ze onderduikers in huis hadden, waarbij gezegd moet worden dat het opnemen van onderduikers niet altijd gebaseerd was op liefdadigheid: sommige onderduikers moesten hard werken voor de kost en waren zodoende goedkope arbeidskrachten.
Na het bezoek van Jan Knaapen aan dr. Nelemans, gingen de groepen van Helmond en Bakel samenwerken en was hij vanaf die tijd leider van deze groep, C.D. 3 genaamd. De groep Helmond die met Bakel ging samenwerken, bestond uit Sjef Raijmakers (fabrikant en later wethouder in Helmond), Theo Driessen (onderwijzer op de St. Jozefschool te Helmond), Piet de Kimpe (directeur van het Arbeidsbureau te Helmond) en de overgebleven man van het eerste uur Jan Knaapen.
Dr. Nelemans werd de oprichter van de Knokploeg Bakel. Hij had goede contacten met de top van het verzet, vooral met de Limburgse mensen zoals Ambrosius (J. Hendriks een onderwijzer uit Venlo), Kobus (Jo Russel uit Tegelen). Nelemans zelf had als schuilnaam " Ome Jan". Zijn plaatsvervanger was Noud van de Aa uit Mierlo-Hout (schuilnaam Koos). Hij deed het schrijfwerk en beheerde het geld.
De vergaderingen van deze groep vonden plaats bij Nelemans thuis. Als arts viel het niet zo op als er vreemde mensen aan de deur kwamen. Tijdens deze vergaderingen werden allerlei problemen besproken zoals het onderbrengen van joden, piloten en onderduikers, het vervalsen van persoonsbewijzen, bon- en stamkaarten om de onderduikers eten te kunnen geven en hoe aan geld te komen.
De KP Bakel heeft redelijk lang als een zelfstandige groep geopereerd en werd in de verre omgeving ingehuurd voor allerlei acties. De Bakelse groep was in het zuiden één van de eerste knokploegen, waarbij verschillende groepen uit andere gemeenten aangesloten waren.
Op het eind van 1943 zijn ze met Midden-Limburg gaan samenwerken en hebben zich bij de landelijke KP aangesloten. Er werden in Brabant negen districten gevormd: Sprang-Kapelle, Land van Heusden en Altena, Breda 1 en 2, Bakel, Eindhoven, 's-Hertogenbosch, St. Oedenrode en Boekel. Bij Boekel was ook Nijmegen aangesloten. Alleen de groep Eindhoven sloot zich niet aan bij de landelijke KP. Zij bleef als P.A.N. (Partisanen Actiegroep Nederland) liever zelfstandig werken.
Het schijnt dat er in oktober 1943 een scheiding is gekomen in het district Bakel, omdat het veel te groot was. Naast dr. Nelemans kreeg de student Cobus de leiding over een deel van het district Bakel.
Bekend is dat Cobus in 1944 contacten had in Veghel, Deurne en Helmond. Hij had meestal vrouwenkleren aan als camouflage.
Oud postkantoor Deurneseweg, woonhuis van dr. Nelemans.
Was de KP Bakel eerst gehuisvest bij Dr. Nelemans, later werden de activiteiten verlegd naar het huis van Bemhard en Mientje Manders, de buren van dr. Nelemans. De fam. Manders woonde in het huis van kleermaker (de snijder) van de Laar, hoek Deurneseweg-Kortestraat. Het eerste anderhalf jaar van de oorlog hadden in hetzelfde pand elf Duitse soldaten gewoond, die daar vertrokken zijn toen op de Hazenhut radarstation Bazi klaar was.
Al in het begin van de oorlog is Mientje bij het verzet gekomen. Ze werkte voor de oorlog als telefoniste bij haar vader op het postkantoor van Bakel. Als telefoniste kon ze tijdens de oorlog gemakkelijk berichten afluisteren en doorgeven. Een van de hoofdtelefoonlijnen die de Duitsers gebruikten was een lijn uit de tijd van de Peel-Raamstellingen, die over Bakel liep. Uiteraard was het verzet daar zeer in geïnteresseerd.
Voor het verzet was het erg belangrijk dat Mientje Manders, de telefoniste van Bakel op hun hand was. Zonder veel moeite kregen ze nu hun inlichtingen. Op het eind van de oorlog toen de operatie Market-Garden tot bij Eindhoven was gekomen, vertelde de Duitse generaal Von Ratenau via deze telefoonlijn aan collega-officier dat ze een tankslag op de Nuenense Hei aan het voorbereiden waren met als doel de geallieerde opmars tot staan te brengen.
Verder zouden ze proberen de Amerikaanse para's die bij Son geland waren zo te isoleren dat ze door gebrek aan bevoorrading zich wel zouden moeten overgeven. Aan het eind van zijn gesprek merkte hij op: ”Wenn der Feind mithört, soll er sich freuen.” En dat deed het verzet dan ook. Het bericht ging van Bakel naar Ben van Dorst in Helmond die vanuit een draagbare zender Engeland hiervan op de hoogte bracht.
Bij Manders ging het verzet steeds verder. Bijna twee jaar lang liep de inmiddels beroemde pilotenlijn via Manders naar o.a. de Boerenbond in Deurne, de Zwarte Blak, Abdij Postel, Zuid-Limburg enz. De familie Manders heeft toen veel geriskeerd, Want op het helpen en verborgen houden van geallieerde piloten stond zonder pardon de doodstraf. Voor zover bekend zijn er tussen januari 1944 en de bevrijding zeker 28 piloten kortere of langere tijd bij Manders in huis geweest. Er zijn momenten geweest dat bij Manders in de schuilkelder 6 tot 8 man zaten. De schuilkelder was een kippenhok dat in één nacht in de grond gegraven was; bij het bouwen van de Boerenleenbank in 1956 kwam deze schuilkelder weer te voorschijn.
Dokter Nelemans en J. Bellemakers.
Eind maart 1944 wisten Mientje en Bernard Manders 23 Amerikanen en een Brit die afkomstig waren uit Erp via Bakel naar Deurne te brengen. De groep had zich een tijdje in het parochiehuis van Deurne moeten schuil houden voordat ze verder konden ontsnappen. Bakel was in de pilotenlijn een belangrijke schakel. Buiten Manders speelden in de hulp aan geallieerde vliegers ook de fam. Crooymans, J. Slits, Laarakker en Van de Eynden een zeer belangrijk rol.
Na de oorlog heeft Bernhard Manders van veel landen onderscheidingen gekregen voor zijn verzetswerk. Bernhard Manders is na de oorlog overleden. De voortdurende spanningen hadden teveel van hem geëist.
Het was vooral Mientje Manders die zich naast de andere activiteiten ook nog met de KP Bakel bemoeide. Voor de meeste acties kwam men bij Manders bij elkaar en na afloop keerde men daar ook terug om verslag uit te brengen. Ze had bij de leden de naam van "Moeder van de Knokploeg".
Na de oorlog bleek pas hoeveel Mientje en Bemhard Manders voor het verzet maar vooral voor de geallieerde piloten betekend hadden. Wat deze twee mensen hebben meegemaakt grenst aan het ongelooflijke. Het is onbegrijpelijk dat deze mensen pas na veertig jaar erkenning kregen voor hetgeen ze aan verzetswerk hebben gedaan.
Gewapende overvallen werden door de groep Bakel zoveel mogelijk vermeden om niet de aandacht van de Duitsers te trekken in verband met de vele activiteiten die hier waren, zoals het in stand houden van de pilotenlijn naar de Zwarte Plak en de abdij van Postel, de vele onderduikers die bij boeren werkten enz. Pas in augustus en september van 1944 werd door de groep Bakel geweld gebruikt tegen de Duitse bezettende macht en hun (Nederlandse) aanhangers.
Dat wil niet zeggen dat hier voorheen niets gebeurde. Er vonden wel eens sabotageacties plaats zoals het in brand steken van stromijten, waarop verderop teruggekomen wordt, terwijl er ook spionnageactiviteiten plaatsvonden op de Hazenhut bij het radarstation Bazi. Al in maart 1941 werd bij een sabotageactie de alarmlijn van de lichtbatterij bij de Meulenhof doorgeknipt. Daardoor kwamen de Duitsers er achter dat ook het verzet op de hoogte was van deze belangrijke verbinding. Represaillemaatregelen bleven toen achterwege, maar er werd wel gewaarschuwd, dat er onmiddellijk zonder waarschuwing geschoten zou worden als ze iemand bij deze draden zagen . Wel werd in de verre omgeving een avondklok ingesteld en mocht niemand zich in de plaatsen Deurne, Venray, Horst, Asten, Bakel en Milheeze van ’s avonds zes uur tot ’s morgens zeven uur zonder geldige vergunning op straat begeven.
Bij Bernhard Manders was een illegale zender ondergebracht. Deze zender werd bediend door een lid van de groep Albrecht uit Eindhoven alsmede door de bekende Helmondse PTT'er, Rode Kruisman en verzetsman Ben van Dorst. Van Loon uit Eindhoven heeft echter het langst aan de radio gezeten. Ook waren regelmatig uitzendingen door mannen met de schuilnaam Co en Dik. Toon Verberkt zorgde ervoor dat de omvormers geladen waren, zodat deze zender altijd paraat was. De zender was mobiel en zo klein dat hij in een tas paste. Er werd naar een bepaalde plaats gefietst, van waaruit dan berichten naar Engeland verzonden werden. Daags erna zonden ze weer vanaf een andere plaats, zodat de peilwagen van de Duitsers de zender niet gemakkelijk kon lokaliseren.
Woning Bernard Manders, hoek Kortestraat - Deurneseweg.
Ook de verzetsgroep in Brouwhuis had een zender. Die was ondergebracht bij Van de Velden. Door loslippigheid is de aanwezigheid van deze zender verraden. Voordat de huiszoeking plaats vond, werd de zender met Tonny Rooyakkers, die toen met Joh. van de Velden verloofd was, in bed gestopt. Tonny was namelijk de verloofde van Joh. van de Velden. Dr. Nelemans werd geroepen, die daarna een brief op de deur plakte met de mededeling dat er een besmettelijke ziekte heerste.
Even dreigde er gevaar voor het Bakelse verzet. Wegens gebrek aan woonruimte kreeg iedereen die kamers over had een inwoner toegewezen. De fam. Manders die pas getrouwd was en geen kinderen had, moest de gemeenteambtenaar de Natris in huis nemen. Dat kwam eigenlijk zeer slecht uit, vooral omdat de Natris voor het verzet niet de meest geschikte persoon was. Nadat Mientje en Bernard Manders met de Natris voortdurend ruzie maakten over de kleinste dingen, heeft deze uiteindelijk zijn biezen gepakt en hij is bij Sjoke van Tiel in de zaal gaan wonen. Voor het verzet was de kust weer veilig.
In het voorjaar en in de zomer van 1943 werd het aantal onderduikers als maar groter. In de bossen wemelde het ervan. Vanaf 1942 werden alle mannelijke personen tussen de 18 en de 35 jaar verplicht voor een tijd in Duitsland te gaan werken. Voor werkeloze arbeiders bestond deze plicht al vanaf 1941. Wilde men niet gaan, dan bleef er weinig anders over dan onder te duiken. Behalve deze groep waren er ook vele anderen ondergedoken, zoals studenten, die de loyaliteitsverklaring niet wensten te ondertekenen, joden en mensen die om politieke redenen zich bedreigd voelden. Vanaf 1943 kwamen er steeds meer geallieerde piloten bij, die het gelukt was uit handen van de Duitsers te blijven.
Al die mensen kwamen 's avonds en 's nachts stiekem te voorschijn om eten te zoeken of eten te halen dat buiten bij de boeren voor hen klaar stond. Om hen niet te verraden werd tegen de kinderen gezegd dat het voedsel voer voor de zwerfkatten en -honden was. Het dient daarom vermeld te worden dat de boeren veel gedaan hebben voor deze ondergedoken mensen.
Er was echter meer nodig dan deze hulp. Om over voldoende voedsel te kunnen beschikken was het nodig om over distributiebescheiden te beschikken. Het was niet zo'n probleem om die spullen illegaal te verkrijgen, omdat bijna de hele top van het distributiekantoor van Deurne zich bij de ondergrondse had aangesloten. Deze zorgden er voor dat er voldoende bonnen verduisterd werden. Daarvoor waren de nodige foefjes ontwikkeld. Lukte dat niet dan was er nog altijd de knokploeg. Deze zorgde voor het nodige materiaal door middel van inbraken en overvallen op distributie-, geld-, en bonnentransporten. Zo werd in augustus 1944 door de knokploeg Bakel in Deurne het hele bevolkingsregister en de persoonsregistratie weggehaald, om te voorkomen dat mensen te werk gesteld werden in Zeeland aan de Atlantikwal of bij de aanleg van het vliegveld Rips.
In de omgeving waren verschillende andere knokploegen actief die echter allen onder de KP Bakel vielen. Zo was er te Deurne een aparte afdeling. De broers Ahout en Wim Struik uit Deurne hadden daar de leiding over. Hun actie's waren meer op het gebied van Deurne en omgeving gericht.
In Brouwhuis was ook een knokploeg actief. Ook deze groep viel onder de KP Bakel, maar werkte vooral met de Helmonders samen. Daarbij waren onder andere betrokken Joh. van de Velden, Andr, Rooyakkers, Joh. van Mierlo en Noud Vogels. Tonny Rooijakkers verrichtte daar verkleed als melkmeisje koeriersdiensten door berichten en bonnen weg te brengen. Die verstopte ze altijd achter haar blouse of trui, want daar zochten de Duitsers niet zo vlug.
Ook in Milheeze en de Rips waren verschillende mensen die verzetswerk deden. Soms werkten ze met de knokploeg Bakel samen, soms ook opereerden ze alleen. In april 1943 werden vier personen uit Milheeze opgepakt op verdenking van brandstichting in de hopen stro. In Milheeze stonden regelmatig grote partijen stro die door iemand uit Maasbree geperst waren. Die stonden klaar voor verzending naar Duitsland om daar gebruikt te worden als bescherming tegen luchtaanvallen. De stromijt die huizenhoog was op gestapeld brandde dan helemaal af.
Ook op andere plaatsen ging de brand in de stromijten die klaar stonden voor vervoer. Op de Gemertseweg stond er één, waarbij zelfs een wacht stond. Met ether werd hij verdoofd, zodat men niet gestoord werd. Toen hij weer bij kwam, stond alles in brand. De wacht kreeg een forse straf omdat hij daar had liggen slapen. Bij deze brand recht tegenover het parochiehuis gingen enkele bomen verloren. Er was verder sprake van brandstichting in stromijten op Grotel, in 't Zand, op Nuijeneind en in Milheeze. Dat het om een georganiseerde sabotageactie ging, was iedereen al snel duidelijk. De brandweer waar veel verzetsmensen bij waren, kwam steeds met vertraging aan zodat dan alles verloren ging. Een van de mensen van de brandweer vertelde met een lach: ”Zulke branden blusten we met benzine.”
Tonny Rooijakkers te Brouwhuis.
Jan Lenssen was de enige in Bakel die lid was van de KP Bakel. Hij was tot deze stap gekomen uit woede over datgene wat de Duitsers met zijn vader gedaan hadden en als gevolg daarvan was overleden (zie daarvoor de paragraaf over Sjef Lenssen). Door de grote hoeveelheid mensen die bij de KP was betrokken, liep niet alles zoals het had moeten lopen. Vooral in de afdeling Deurne zaten enkele mensen van wie men niet wist wat men er aan had. Een van hen was Jozef Peerenboom. Deze man was tegelijkertijd lid van de KP en van de SD (de Duitse Sicherheitsdienst). Niet altijd wist hij deze dubbelrol goed uit elkaar te houden. Na rijp beraad, zo staat geschreven, is hij geliquideerd op de Groeskuilen. K.P. Brouwhuis, na de bevrijding. V.l.n.r. Joh. v.d. Velden, Martien v. Mierlo en Flip Arts.
Er gingen ook wel eens dingen mis. 5 September 1944 was voor het verzet een zwarte dag. Franciscus de Bruijn (Alphons) uit Asten en Martinus van de Eijnden uit Deurne (Half Watje) waren die dag op weg naar Megen om daar goederen op te halen. Ondanks herhaalde waarschuwingen niet roekeloos te zijn en vooral gedurende de laatste dagen van de oorlog overdag niets te riskeren, ging het tweetal toch naar de spoorlijn bij Griensveen om daar onder de ogen van Duitse wachten de spoorrail onklaar te maken, zodat de Duitse treinen zouden ontsporen. De wachten ontdekten het tweetal, hebben hen gegrepen, mishandelden hen met de kolf van hun geweren en hebben hen tenslotte met een nekschot om het leven gebracht.
Nog z'n zwarte dag was 12 september 1944. Enkele mensen moesten vanuit Venray met vrachtwagens spullen voor de ondergrondse naar Ijsselstein brengen. De groep auto's werden door geallieerde vliegers voor een colonne Duitse vrachtwagens aangezien. Ze maakten enkele duikvluchten en beschoten de voertuigen. Verschillende KP-leden raakten gewond. Naderhand is één van de gewonden overleden.
Jodenster van André van Vlijmen die bij Sleegers op Esp was ondergedoken.
Binnen de verzetsbeweging speelde Sjoke van Tiel, die het café bij de kerk dreef, een wat aparte rol. Hoewel ze niet zoveel moest hebben van het ondergrondse werk, liet ze niemand in de kou staan. Als er iets niet goed zat, gingen de mensen bijna vanzelfsprekend naar Sjoke, want die wist altijd wel raad. Toen de ondergrondse eens met een piloot het café binnen kwam, gaf Sjoke hen een adres in Breda. Daar scheen het landelijke contactadres voor geallieerde piloten te zijn. Ze had dus blijkbaar toch zo haar contacten.
Ondanks het feit dat Sjoke niet zo in was voor het ondergrondse werk, heeft ze zonder dat iemand daar achter gekomen is, een tijd lang een piloot verborgen. Jaren na de oorlog kwam de piloot terug op bezoek.
Hij zocht een café bij een kerk waar regelmatig Duitsers wat kwamen drinken. Mogelijk zou deze man bij Van Tiel ondergedoken zijn geweest. Toen aan Adriaan, de zoon van Sjoke, dat werd gevraagd, gaf die ten antwoord dat wanneer de betreffende piloot zijn bril had vergeten mee te nemen, hij het inderdaad was geweest. De man miste inderdaad zijn bril en zo kreeg hij in één keer zijn bril en zijn onderduikadres terug.
Het verzet maakte ook onschuldige slachtoffers. In 1942 werd in Eindhoven bij het station een Helmonds meisje opgepakt dat bij Philips werkte. Ze werd verdacht van illegale activiteiten. Het was een kwestie van persoonsverwarring, want het meisje had niets met de ondergrondse of de illegaliteit te doen. Ze zochten een Bakels meisje en het Helmondse meisje had de pech dat ze er op leek. Ze werd onschuldig veroordeeld en overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen en via kamp Vught is ze tenslotte op dolle dinsdag in een goederenwagon naar Ravensbrück gebracht. Het nummer wat ze kreeg was 66228. Pas in september 1945 kwam ze vrij. Alles bij elkaar een droevig verhaal vooral omdat de Helmondse vrouw veel geleden heeft en uiteindelijk is zij overleden aan de ziektes die ze in het concentratiekamp opgelopen had.
In onze gemeente zijn ook verschillende joden ondergedoken geweest. We weten dat er joden zijn geweest bij F. Sleegers op Esp, bij G. Bussemakers in Bakel, bij Jan Slits op de Molenakkers. Bij Mies van de Horst te Milheeze waren drie bejaarden joden ondergedoken. Een ervan, een vrouw, is gedurende hun verblijf daar overleden. Zij werd bij gebrek aan een andere mogelijkheid toen in het bos begraven. Na de oorlog is zij herbegraven.
Op het einde van de oorlog is Mies van der Horst verraden, is zelf moeten vluchten en heeft een tijd lang ondergedoken gezeten bij Willem van de Laar. De fanatieke landwachters Hein Smits en Kees Verheijen uit Gemert zaten achter hem aan. Voor de ondergrondse was na dit incident de maat vol. Met de hulp van leden van knokploegen uit de omgeving is Hein Smits met Kees Verheijen en nog twee anderen op 30 juli naar de Liesdijk op de grens Gemert - Beek en Donk gelokt, waar er twee van de vier werden geliquideerd. Het verhaal gaat dat de leden als bewijs dat de actie was geslaagd, de knopen van het uniform van de landwachters moesten meebrengen. Zondag 's morgens lagen er vier knopen bij dr. Nelemans op de keukentafel. Bij deze actie wisten de twee andere landwachters te ontkomen. Uit vrees voor nieuwe aanslagen op hun leven zijn die op hun beurt ondergedoken, zodat de ondergrondse voor de rest van de oorlog geen last meer van hen had.
Er gaan verschillende verhalen over het verraad van Mies van der Horst. Aanvankelijk werd zijn dochter Cato daarvan beschuldigd. Ze werd opgepakt en verhoord, maar al gauw bleek dat ze er niets mee te maken had. Het is nooit duidelijk geworden wie het wel gedaan heeft.
Familie Huismans bij Bussemakers.
Verder waren op de Rips twee joden onder gedoken bij Piet Kanters. Die twee gingen elke zondag naar de kerk zodat iedereen dacht dat het gewone onderduikers waren. Van Andries van Vlijmen, die nu in Jeruzalem woont en die bij Sleegers was ondergedoken, kregen we een kopie van zijn jodenster die hij in de oorlog had moeten dragen.
In het boek over de bevrijding van Helmond vertelde Sjef van Duynhoven, dat hij in de zomer van 1943 langs de Scheidijk in de Bakelse bossen bij het Broedersbos een hut gevonden had, waar een (joodse) vrouw met een kind zich schuil hield. De hut was gemaakt van takken afgedekt met eiken bladeren. De grond was bedekt met mos. De vrouw sprak slecht Nederlands. Sjef van Duynhoven heeft ongeveer 4 a 5 maanden eten naar haar toe gebracht. Op een dag was ze plotseling spoorloos verdwenen.
Ook staat in hetzelfde boek dat Arie Dekkers van de KP Helmond in opdracht van dr. Nelemans in Utrecht 12 joodse kinderen in de leeftijd van 9 tot 11 jaar had moeten ophalen. Omdat hij in de trein verkeerd was gaan zitten, nl. in een wagon die alleen voor de Duitsers bestemd was, zagen ze de groep kinderen aan voor N.S.B.-kinderen die op schoolreisje waren. Zo heeft Dekkers zijn kinderen kunnen afleveren op de Prinsenpeel.
Dekkers, schuilnaam "Arie", was geen onbekende in Bakel. Hij had een tijd lang stage gelopen in het postkantoor van Bakel, waar ook Mientje Manders werkte. Doordat ze telegrammen moesten zenden en ontvangen waren zij beiden van bijna alles op de hoogte. Samen met van de Aa en Mies Sonnemans vormde Arie Dekkers en Mientje Manders de kern rond dr. Nelemans.
De ondergrondse had overal zo zijn contacten en zeker op die plaatsen, die belangrijk waren. Op het gemeentehuis bijvoorbeeld was vooral ambtenaar Mathieu Hermans een nuttig contactpersoon. De overige ambtenaren waren misschien niet bang maar wel erg voorzichtig. Burgemeester Wijtvliet heeft zeker niet in het verzet gezeten. Hij was erg behoudend en riskeerde niet veel.
De politieagenten Strijbosch en Van Denderen waren wat angstig aangelegd. De verhalen over hen waren nu eens positief dan weer wat meer negatief gekleurd. Bernard Manders ontvangt in 1946 één van zijn oorlogsonderscheidingen op het Binnenhof in Den Haag.
Marechaussee Boudenstein gaf regelmatig berichten door als er razzia's op onderduikers op komst waren. Mensen van het verzet noemde hem nuttig.
Ook Corry Kuypers was een belangrijk contact. Zij was met een Duitser getrouwd en bij hen in huis kwamen regelmatig ambtenaren die met de opsporing belast waren. Zij gaf aan de ondergrondse belangrijke en interessante berichten door. Kapelaan Sleegers was vooral actief in het onderbrengen van joden. Kapelaan van de Laar zat niet in het verzet maar de ondergrondse kon op hem rekenen. Pastoor van Zeeland was oud en ziekelijk, hij kwam zelden buiten de pastorie.
Het verzet Bakel had een eigen krant, genaamd "De Vuurtoren". Dit blad werd via contactpersonen rondgestuurd. De ondergrondse van Deurne, waarmee Bakel nauw samenwerkte had eveneens een eigen krant "De Vrije Pers". Dit blad is na de oorlog legaal geworden en verschijnt heden ten dag nog steeds en wel onder de naam " Weekblad van Deurne".
Na de oorlog in 1949 is dr. Nelemans uit Bakel vertrokken naar Nederlands-Indië. Nadien emigreerde hij naar Zuid-Afrika. Zijn plaats als huisarts in Bakel werd daarna ingenomen door dr. H. Veeger.
← Terug naar: Manders - BeijersVerder naar: Overzicht van ondergedoken piloten →