Weg Gemert-Bakel: Verhard in 1881.
Anny van de Kimmenade-Beekmans
Gemerts Heem 1997
Van een goede doorgaande weg, die de dorpen aan de rand van de Peel in een noord-zuid-richting met elkaar verbond, was in het midden van de 19e eeuw nog geen sprake. Alle personen- en goederenvervoer moest dwars door de heidevelden heen, over smalle voetpaden of dito karresporen, die afhankelijk van de grondsoort en het seizoen beter of slechter begaanbaar waren. Met de groei van de bevolking en de toename van de mobiliteit werd de behoefte aan die noord-zuid verbinding in deze regio steeds groter. Geldgebrek weerhield de gemeenten ervan het door de natuur opgelegde isolement te doorbreken. Daarnaast zorgde ook interne verdeeldheid voor vertraging bij die ontsluiting. Nu, na ruim een eeuw kunnen we als het ware door een vergrootglas bekijken hoe indertijd in Gemert en Bakel de politieke besluitvorming rond de aanleg van de grindweg Asten-Boekel tot stand kwam en welke problemen de bestuurders van Bakel hierbij ondervonden.
Een noord-zuid verbinding voor de Peeldorpen.
Van 1855 tot 1875 werden er - onder aanvoering van de gemeente Boekel - door Boekel, Zeeland, Uden en Gemert vele pogingen ondernomen een provinciale klinker- of grindweg tussen die gemeenten te realiseren. Omdat Provinciale Staten in de zomerzitting van 1875 besloten hadden voortaan geen provinciale wegen meer aan te leggen, was de kans op een dergelijke ontsluiting voorbij en werden over dit onderwerp de besprekingen tussen voornoemde gemeenten gestaakt.(1) Om toch de uitbreiding van het wegennet te stimuleren, besloten Provinciale Staten in diezelfde vergadering wegenaanleg door gemeenten voortaan ruim te subsidiëren.
Gemert nam het initiatief.
In Gemert werden deze ontwikkelingen door belanghebbende burgers met aandacht gevolgd. In de raadsvergadering van 11 juni 1878 kwam een verzoek ter sprake - ondertekend door 64 Gemeentenaren - om de aanleg van een weg 'door de Deel en over de Verreheide' naar Boekel. De opsteller van het verzoekschrift benadrukte dat deze verbinding 'zeer veel zal bijdragen om welvaart, handel, bedrijvigheid en vertier in de gemeente Gemert te bevorderen'.(2)
Dit verzoek werd in de raadsvergadering van 10 juli opnieuw besproken en tijdens die vergadering werd het idee geopperd tot de aanleg van een 'kunstweg' die moest lopen vanaf Boekel over Gemert en Bakel naar Deurne. Omdat deze weg het belang van meerdere gemeenten betrof, verwachtte men van de zijde van de provincie een ruime subsidie te ontvangen.(3)
Nog diezelfde dag stelde het Gemertse gemeentebestuur de betrokken gemeenten per brief op de hoogte van dit nieuwe wegenplan. De aangeschreven gemeenten werd gevraagd hun gemeenteraden over dit initiatief te polsen. Als het voorstel bij de raad in goede aarde viel, dan werd hen verzocht uit hun midden een commissie te benoemen. Die commissie kon dan op een later te bepalen tijdstip deelnemen aan een bijeenkomst om de nieuwe wegaanleg gezamenlijk te bespreken. 4
Bakel kampte met geldgebrek
Enkele weken later berichtte het Bakelse gemeentebestuur aan Gemert dat de Bakelse gemeenteraad om financiële redenen afzag van deelname. Onder meer door de bouw van het nieuwe raadhuis zag deze gemeente zich reeds voor grote uitgaven geplaatst. Andere gemeenten toonden wél belangstelling en de eerste bijeenkomst werd medio augustus in het Gemertse raadhuis gehouden.(5) De gemeente Bakel, die zich in eerste instantie vanwege geldgebrek had teruggetrokken, was hierbij toch vertegenwoordigd. Tijdens deze bijeenkomst werd de Bakelse burgemeester en wethouders voorgehouden dat vanwege het grote belang van de weg, Bakel toch in de aanleg ervan betrokken kon worden zonder daarvoor in de buidel te hoeven tasten.(6) Eind augustus bleek dat de besturen van de overige gemeenten allen positief stonden tegenover dit Gemertse initiatief. De gemeente Asten, die aanvankelijk niet door de gemeente Gemert was aangeschreven, had zich eigener beweging voor aansluiting aangemeld. Op 2 september 1878 volgde in Helmond een tweede bijeenkomst. In deze bijeenkomst werd een principe besluit genomen. Iedere gemeente zou de weg op haar grondgebied aanleggen en onderhouden mits er een 'aannemelijke subsidie' van de Provincie tegenover stond. Ook werden er taken verdeeld. De burgemeester van Deurne, die de financiële administratie op zich nam, zou de provinciale opzichter A. van der Korput uit Helmond opdracht geven voor deze weg een allesomvattend plan te maken. Aan de hand daarvan kon - en dat was de taak voor het Gemertse gemeentebestuur - een gemeenschappelijk subsidieverzoek bij Provinciale Staten worden ingediend
In dit Bakelse raadhuis dat in 1878 werd gebouw. werden veel problemen rond de aanleg van de weg Asten-Boekel uitputtend besproken Foto L. v.d. kerkhof, Bakel.
Provincie akkoord.
Gedeputeerde Staten, die deze weg van groot belang achtten voor de aansluiting met Limburg en België, toonden een meegaande houding.
Ze keurden goed dat Van der Korput het wegenplan ontwierp. Begin oktober 1878 ging hij hiermee van start. Dat Deurne, Vlierden en Asten aanvankelijk geen overeenstemming over het te volgen tracé konden bereiken, zorgde voor enige vertraging. Nadat ook dit geregeld was, hechtte Bake, de toenmalige hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat, zijn goedkeuring aan het ontwerp. Het plan werd bij Provinciale Staten ingediend en begin november 1879 besliste deze instantie positief over het gemeenschappelijke subsidieverzoek. De provincie droeg 85 % bij in de kosten van aanleg en eenjarig onderhoud. Dat was 10% meer dan men aanvankelijk had gehoopt.(8)
Over Bakel of over Milheeze?
Tijdens de planningsfase ontstond niet alleen in de gemeenten Deurne, Vlierden en Asten onenigheid over de richting die de weg moest volgen, dat was ook in Bakel het geval. Volgens de opsteller van het plan moest die weg vanaf Deurne over het gehucht Overschot door Bakel voeren. Zoals reeds eerder werd aangegeven, stond de Bakelse gemeenteraad om financiële redenen vanaf het begin afwijzend tegenover deze wegaanleg. Men betwijfelde het nut ervan en bovendien als er al een weg aangelegd zou worden en de gemeente Bakel zou hieraan deelnemen, dan moest die weg vanaf Deurne niet over Bakel maar over Milheeze naar Gemert voeren. Om dit doel te bereiken, werd vanuit Milheeze aan Provinciale Staten een petitie gestuurd, ondertekend door P. Mastbroek en 40 andere inwoners van Milheeze. In dit verzoekschrift voerde men aan dat de aanleg over Milheeze goedkoper zou zijn, hetgeen ook gunstig was in verband met het onder houd. Bovendien zou een groot aantal landbouwers zijn gebaat bij dit tracé. De Gemertse notaris M.G . van Kemenade, die op dat moment nog geen lid was van Provinciale Staten maar zich kennelijk de problematiek rond deze wegaanleg aantrok, was hierover ingeseind. Eind oktober 1879 stelde hij per brief J. van Neerven, de toenmalige burgemeester van Bakel van de inhoud van deze petitie op de hoogte. Blijkbaar wist Van Kemenade dat Van Neerven voorstander was van deze wegaanleg. Mocht het Bakelse bestuur zich niet bij de genoemde argumenten in de petitie kunnen aansluiten, dan was het volgens Van Kemenade “misschien ter bespoediging der zaak wenselijk een tegenadres in te dienen en kan dit in Milheeze ondertekenaars vinden , zoude nog des te beter zijn.”
In de najaarsvergadering van 1879 - dezelfde vergadering waarin het gemeenschappelijke subsidieverzoek werd goedgekeurd – was de Provinciale Staten van oordeel dat het dorp Milheeze door de bestaande weg Milheeze-Bakel een goede aansluiting kreeg met de weg Asten-Boekel. Men zag dan ook geen enkele aanleiding van de geprojecteerde richting af te wijken.(10)
De Bakelsekerk gezien vanaf de Kerksche Driessen. (Foto: l.vd Kerkhof, Bakel)
Gemert stemde voor aanleg van de 'kunstweg'
De planningsfase was achter de rug en de provincie had toegestemd in een ruime bijdrage. Voordat men echter met de daadwerkelijke aanleg van de weg Asten-Boekel kon beginnen, moesten de gemeenteraden van de betrokken gemeenten nog instemmen met de aanleg, waarna ze door Provinciale Staten gemachtigd werden om deze zaak gemeenschappelijk te regelen. De raad van Gemert boog zich op 28 november 1879 over dit agendapunt. Kennelijk was in de tussentijd veel van het oude enthousiasme voor de wegaanleg verdwenen. Nu was een belangrijk deel van de raad niet meer overtuigd van het nut ervan en zag men op tegen de hoge kosten. Uiteindelijk werd het punt in stemming gebracht. Met zes tegen vijf stemmen werd voor aanleg besloten. De stem van de voorzitter gaf de doorslag.(11)
Bakelse raad unaniem tegen
In de Bakelse gemeenteraad, waarin naar verhouding veel leden uit Milheeze zitting hadden, bevond zich - behalve de voorzitter - niet één voorstander voor de aanleg van de weg. In de raadsvergadering van 17 december werd dit onderwerp behandeld . Weer kwam het kostenaspect aan de orde en de wethouders herinnerden de voorzitter aan de vage belofte die indertijd in Gemert was gedaan. De voorzitter weersprak dit niet. Hij voerde echter aan dat op dat moment het financiële aspect toch geen beletsel meer mocht zijn, nu de Provincie 10% meer bijdroeg dan aanvankelijk was verwacht. Na een langdurige discussie, waarbij behalve het kostenaspect, de noodzaak en de geplande richting over het Overschot uitgebreid aan de orde kwamen, werd bij stemming de aanleg unaniem afgewezen.(12) In een ingezonden stuk in de 'Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant' werd dit in de ogen van de schrijver zeer betreurenswaardige feit breed uitgemeten. Ook nadien bleven hieromtrent berichten in voornoemde krant verschijnen.(13)
De Bakelse raad toonde zich weliswaar tegenstander van deelname, maar in Bakel waren er wel degelijk inwoners te vinden die wilden dat de geprojecteerde wegverbinding Asten-Boekel er kwam. In de raadsvergadering van 12 maart 1880 werd een verzoekschrift voorgelezen dat door 207 inwoners was ondertekend. Mogelijk dat de Bakelse burgemeester het advies van notaris Van Kemenade ter harte had genomen. Of deze petitie daadwerkelijk met handtekeningen van inwoners van Milheeze werd ondersteund, is door het ontbreken van de adressen moeilijk vast te stellen. Wel waren de ondertekenaars van mening dat - nu de provincie met een dergelijk hoge subsidie had ingestemd - de gemeente welhaast verplicht was die kans te benutten. Mocht de aanleg van de weg afspringen op het kostenaspect, dan waren de ondertekenaars bereid in de kosten bij te dragen. “Zoo onze tegenwoordige gemeente beletsel stelt om in het genot van bedoelden kunstweg te geraken, zulks door ons en ons nageslacht met bittere tranen zou worden beweend.” Deze slotzin was duidelijk bedoeld om de weigerachtige raadsleden over de streep te trekken.(14)
De voorlezing van de petitie had echter niet de beoogde uitwerking. Wel toonden de raadsleden grote belangstelling voor de herkomst van de handtekeningen. Na bestudering bracht men onder meer naar voren dat een aantal ondertekenaars geen enkel belang kón hebben bij de aanleg van de weg. Bovendien behoorde volgens hen een deel van de ondertekenaars tot de armlastige klasse en die kon een belofte om financieel bij te springen niet eens nakomen. Aan de ondertekenaars moest gemeld worden dat de gemeente financieel niet in staat was de steeds terugkerende kosten van onderhoud van een dergelijke weg te dragen. Als de ondertekenaars en andere belanghebbenden in voldoende mate en blijvend voor de financiële middelen zorgdroegen, zou de raad met de aanleg van de weg instemmen.(15)
Desnoods de weg over Milheeze
Het was niet te verwachten dat dit raadsvoorstel op termijn ook maar enige kans van slagen had. Daarnaast hadden de voorstanders om de weg over Milheeze aangelegd te krijgen, zich nog niet gewonnen gegeven. Hiervoor was vanuit dit kerkdorp een tweede verzoekschrift naar Provinciale Staten gestuurd. Dit keer ondertekend door M. Raaijmakers en 79 andere inwoners van Milheeze.(16)
Intussen hadden alle andere gemeenteraden ingestemd met de wegaanleg. Omdat de Bakelse gemeenteraad weigerde zich hierbij aan te sluiten, raakte de zaak muurvast. Door diverse mensen werd gepoogd deze impasse te doorbreken. Bake, hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat, bezocht eind maart notaris Van Kemenade in Gemert. Bake had naar zijn zeggen al verschillende malen tevergeefs gepoogd de Bakelse raad voor het plan te winnen. Met medeweten van Van Kemenade schreef de hoofdingenieur vervolgens een brief naar de burgemeester van Deurne, waarin hij de burgemeester om bemiddeling vroeg. Voor dat doel ging hij nader in op de samenstelling van de Bakelse gemeenteraad: “Zoo als u bekend is, bestaat den Raad uit Bakel uit 7 leden. Drie leden wonen te Milheeze, terwijl over de vier overblijvenden een tweetal door familierelaties sterke sympathie voor het gehucht Milheeze schijnen te hebben.” Bake had geïnformeerd welke personen geacht werden grote invloed te hebben op de raadsleden van. Bakel. Daarbij was als eerste de naam van de Deurnese notaris Van Riet gevallen. Bake zelf kende Van Riet niet. Vandaar dat hij een beroep deed op de welwillende medewerking van de Deurnese burgemeester om deze aangelegenheid onder de aandacht van Van Riet te brengen. Bake gaf verder aan dat de “voor den gehele streek zo gewenschte weg” desnoods over Milheeze mocht worden aangelegd.(17)
Uit een briefwisseling tussen de burgemeesters van Gemert en Deurne van eind april blijkt, dat op dat moment een meerderheid van de Bakelse raad voor aanleg was, onder voorwaarde dat de weg over Milheeze liep. Begin mei ging opzichter Van der Korput aan de slag om een plan voor het nieuwe tracé te ontwikkelen. In Deurne vroeg hij om de kadasterkaarten van de Zeilberg en de Peel.(18)
Toch over Bakel
Wie of wat ervoor gezorgd heeft dat dat plan niet verder werd ontwikkeld en of notaris Van Riet ook daadwerkelijk in deze zaak heeft bemiddeld, kan uit de bronnen niet worden afgeleid. Wel kan worden vastgesteld dat vanaf 14 mei 1880 de wegaanleg Asten-Boekel in een stroomversnelling kwam. Op die dag werd namelijk op verzoek van de Bakelse wethouders H. van de Ven en M. Raaijmakers en het raadslid Kanters hiervoor de raad bijeengeroepen. Na een uitvoerige discussie, waarbij een andere wind waaide, werd het onderwerp in stemming gebracht. Met vier tegen drie stemmen werd tot de aanleg besloten. Wethouder M. Raaijmakers en de raadsleden Van den Boomen en Van de Weijer - allen afkomstig uit Milheeze - moesten zich bij deze uitslag neerleggen.(19)
In Bakel was de kogel door de kerk. Met grote voortvarendheid gingen de betrokken gemeenten aan de slag. Ruim een maand later verleende Provinciale Staten vergunning de wegaanleg gemeenschappelijk te regelen en medio augustus overlegden de commissies van de betrokken gemeenten hierover in een bijeenkomst in Helmond.(20)
Of de raadsleden uit Milheeze zich ook zonder mokken bij het raadsbesluit van 14 mei zouden neerleggen, valt te betwijfelen. Maar, er was nog hoop; Provinciale Staten moest nog oordelen over de tweede petitie uit Milheeze. Op 9 juli werd echter ook op dit verzoekschrift afwijzend beschikt. Ondanks dat bleef de Bakelse burgemeester beducht voor tegenstand en overwoog hij een wijziging in de aanleg van de weg. In augustus raadpleegde hij hierover zijn ambtgenoot in Asten. Evenals alle andere gemeenten had ook had de Bakelse burgemeester Van der Korput de rekening voor het opstellen van het wegenplan ontvangen. Misschien om gevoeligheden te voorkomen, wilde Van Neerven die nota - de kosten voor het Bakelsewegdeel bedroegen f 358,56 - op dat moment liever niet aan de raad presenteren. Begin september reageerde Slits, de toenmalige burgemeester van Gemert hierop. Over de rekening hoefde Van Neerven zich geen zorgen te maken. Overeenkomstig de afspraak met Van der Korput zouden de kosten voor het opstellen van het plan 'voor zooveel doenlijk in den staar van aanwijzing gebracht en alzoo heimelijk verhaald worden '. Met een eventuele wijziging van het plan kon Gemert echter niet instemmen. Slits raadde zijn Bakelse ambtgenoot met klem aan, vast te houden aan de regeling zoals die oorspronkelijk was ontworpen, daar anders zeker de subsidie voor Bakel in gevaar zou komen.(21)
Aan de toekenning van de provinciale subsidie was tevens de voorwaarde verbonden dat de totale breedte van de weg - inclusief sloten, bermen en meter rijbaan - minimaal acht meter moest zijn. Om aan de voorgeschreven breedte te kunnen voldoen, moesten de gemeenten, op plaatsen waarlangs oude maar te smalle wegen of voetpaden de nieuwe route was vastgesteld, gronden van particulieren kopen. De eigenaren bepaalden zelf de verkoopprijs en zowel in Gemert als Bakel werden burgemeester en wethouders met deze onteigening belast.(22)
Op deze afbeelding is te zien hoe de nieuwe weg door het centrum van Bakel slingerde om Cafe "De Kroon"heen. Links loopt de weg naar Deurne en rechtvooruit richting Gemert.
Van Gemert naar Bakel voortaan over De Mortel
Van oudsher ging het verkeer tussen Bakel en Gemert via de Hoge Aerle, de Kranenbraken en Boekent. In het nieuwe wegenplan voerde de weg vanaf Bakel door De Mortel en onder meer daar moest de gemeente Gemert grond aankopen. In vele gevallen betrof het zeer kleine stukjes die soms gratis ter beschikking werden gesteld. Voor de wegaanleg op Gemerts grondgebied moest de gemeente van 38 eigenaren grond verwerven, hetgeen zonder problemen verliep. In totaal betrof het 31 aren en 60 centiaren en daar was een bedrag van f 287,92 mee gemoeid. Eind oktober 1880 keurde de Gemertse gemeenteraad deze grondaankoop goed en werd deze transactie ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten gestuurd .(23)
Topografische kaart uit 1897. De nieuwe weg loopt /óm/'over de Mortel. De oude zandbaan van Boekent over Kranebraken is op de kaart nog duidelijk zichtbaar.
Grondprijs in Bakel bleef oplopen
Ongeveer gelijktijdig met Gemert werd in Bakel op het gehucht Overschot en de Molenakkers begonnen met de aankoop van de benodigde gronden. Ook hier stelden sommige grondbezitters hun stukjes grond gratis ter beschikking. Van 23 eigenaren moest in totaal 43 aren en 53 centiaren worden verworven. De gemeente moest daarvoor f 124,38 betalen. Dat was exclusief de 3 aren en 5 centiaren van landbouwer en winkelier J .W. de Veth. Die vroeg in ruil voor zijn grond een bedrag van f 157,50. De Veth zag hier een kans die hij niet onbenut kon laten. Zoveel is duidelijk, de handtekening van De Veth kwam niet voor op het verzoekschrift dat de Bakelse raad begin 1880 behandelde. Gezien zijn hoge vraagprijs, kan niet aangenomen worden dat het ooit in zijn bedoeling had gelegen voor de aanleg van deze weg in de buidel te tasten. In Bakel varieerden de vraagprijzen tussen f 30,00 en f 150,00 per lopense. De vraagprijs van De Veth - f 800,00 per lopense - deed veeleer vermoeden dat hij erop uit was de gemeente fors in de buidel te laten tasten. Hoewel, om het geld hoefde hij het niet te doen. De Veth die ongehuwd was, behoorde tot de rijkere inwoners van Bakel.(24)
Hoe dan ook, in de raadsvergadering van 4 november 1880 deed de Bakelse burgemeester verslag over de aankoop van de gronden. In alle gevallen was dat gunstig verlopen, behalve in het geval van De Veth. De burgemeester adviseerde de raad niet akkoord te gaan met 'die overdreven prijs', zeker niet omdat een belangrijk deel van die gronden eigendom was van de gemeente. Uit kaarten, maar ook door opmeting was overduidelijk aangetoond dat delen van de percelen Sectie Q nr. 98 en 79 in de loop der tijden door De Veth en zijn voorgangers wederrechtelijk in bezit waren genomen. Behalve dat werd ook de richting van de weg ernstig belemmerd door een schuur van De Veth, die met een hoek op gemeentegrond was gebouwd. De burgmeester stelde voor de politieverordening zodanig aan te passen, dat De Veth gesommeerd kon worden die gronden te ontruimen en deze wederom ter beschikking van de gemeente te stellen. Dit voorstel werd met algemene stemmen aangenomen. Gedeputeerde Staten werd van de gerezen problemen rond de grondaankoop van De Veth en de gewijzigde politieverordening op de hoogte gebracht.(25)
Ingezonden brieven in de Provinciale Noordbrabantsche en 's·Hertogenhossche Courant over de slechte toestand van de weg tussen Gemert en Bakel (Bron: SAP/ NAA : Bakel-lnvnr .89/3)
Bakel 3 Februari 1880
Aan de redactie der Prov. Noordbrab. en ’s Hertogenb. Courant
'Een tijd geleden las men in de couranten het manmoedig besluit van Bakelsgemeenteraad om geen grindweg te maken tusschen Gemert en deze gemeente.
Wat de oorzaak hiervan zijn moge, is niet te gissen.
Maar nu vraag ik, is het geoorloofd en met her gezond verstand in verband te brengen, dat men een voorstel verwerpt aangaande iets, waarmede menschenlevens gemoeid kunnen zijn? Wie toch uit die· streken kent niet den vuilen, onbegaanbaren vol gaten zijnden en zandwegen weg door de hei van Gemert naar Bakel?
Reeds jaren laat zich daar zelfs een wegwijzer en enig herstel van dien modderpoel wachten!
’t Is opmerkelijk, dat alle andere gemeenten, in dien weg betrokken, het goed eens zijn, behalve de plaats, die den slechtsten weg heeft uit Noord-Brabant.
Toch is het grootste getal inwoner vóór den nieuwe weg, wijl er thans geen hond loopen kan. Wanneer het kalf verdronken is zal ook hier de put worden gedempt, want schrijver dezes maakt voor zaken vier ’s jaars dezen weg, en vindt haar steeds slechter en wel zoodanig dat hij met de wielen van het rijtuig nu en dan in gaten van een halve meter diepte zakt, en niet uit de sporen kan komen, dan met gevaar van assen of andere zaken te breken, of om te slaan, terwijl er geen uitweg overblijft dan door een omweg ten minstens 3 à 4 uur over Helmond, wat in elk geval ook niet te verkiezen is, voornamelijk als men zijn tijd nuttiger besteden kan, dan de leden van Bakels gemeenteraad, die iets van algemeen belang schijnen te beschouwen, als eigen belang van anderen, want zeker hebben zij dit maal niet den wensch van het volk dat hun kiest, opgevoerd, en hunne belangen, waarvoor zij moeten spreken, niet 't minst overwogen.
Lang heb ik op uitkomst gewacht en gezwegen, doch thans teken ik protest aan, omdat men mijn leven, zowel als dat van vele anderen in gevaar blijft stellen. Ik hoop dat autoriteiten hier naar een onderzoek zullen instellen en er verandering komt in een toestand die ergerlijk en onhoudbaar is,opdat ongelukken voorkomen worden!
Een handelsreiziger die hoopt op een beteren Weg in die Woestijn van Bakel
Milheeze, 20 Februari 1880
Onlangs las ik in de Prov. Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant een ingezonden stuk van een reiziger, over den erbarmelijksten weg van “het geheele Rijk", over den zandweg, die van Gemert naar Bakel leidt. De geachte inzender maakt er ’t gemeentebestuur van Bakel c.a. een verwijt van, dat aan dien slechten toestand des wegs geen einde komt, spot met zijne onnoozelheid, die het belette zich aan te sluiten bij de betrokken gemeenten ter verkrijging van een kunstweg van Gemert over Bakel naar Deurne en Asten.
Ik geeft toe, dat de bewuste weg van Gemert op Bakel voor een groot deel van ’t jaar, zo niet “onbevaarbaar” dan toch zeker onberijdbaar is voor eene lichte Calleche als die van de handelsreiziger.
Dat het gemeentebestuur zich niet aansloot bij de belanghebbende gemeenten lag evenwel niet aan zijne onnozelheid. Dit college wil wel verbetering van dien weg, zal zich zeker scharen in de rij der andere besturen, doch niet zoo de kunstweg loopt rechtstreeks van de kom der gemeente Bakel naar Deurne. Milheeze heeft reeds een klinkerweg van Bakel uit, doch die loopt zich “dood” een eind ver in de plaats, was ’t nu niet even gemakkelijk en voordeelig, zoo men dien nieuwen weg liet aansluiten in de kom van Milheeze, dan in Bakel, alwaar hij door eenen bijna onbewoonbare heide voer? De afstand voor de passage er slechts een kwartiertje door vergroot, verlengd worden, welke verlenging voor velen zou ten goede komen. Milheeze toch met zijne 7 á 800 inwoners kon er dan van profiteren, terwijl het in het andere geval geheel van de voordelen aan dergelijke wegen verbonden, verstoken is, niettegenstaande zijne ingezetenen natuurlijk eene gelijke bijdrage behooren te doen. Milheeze is met woningen bezet tot op de grenzen der gemeente Deurne; men heeft daar de buurtschappen De Hoeven en den Bankert, terwijl ook Deurne daar terstond zijnen bewoners heeft. Voor die allen was de weeg volgens deze richting, van direct belang,. Beide partijen, want er heeft zich eene afscheiding in den gemeente raad van Bakel c.a. naar aanleiding van de richting, die de weg zou neme, gevormd, gaan nu rond en presenteeren den ingezetenen een request ter ondertekening.
Wie van beiden haar doel in deze bereiken zal is onbekend; doch zeker is ’t dat het verlangen en het streven der ingezetenen van Milheeze recht en billijk is.
Aanbesteding en aanvang werkzaamheden
Enkele maanden later waren alle voorbereidende werkzaamheden afgerond. Op 28 december vond in Deurne de openbare aanbesteding van de grindweg Asten-Boekel plaats. Deze weg, die begon bij de kapel in Ommel en eindigde bij de zuidelijke vertakking van de klinkerweg Erp-Boekel, had een totale lengte van 22.638 meter. Het werk werd gegund aan de laagste
inschrijvers, de aannemers A. de Wit uit Someren en 1. Eijsbouts uit Asten. Voor de som van f 106.380,-- maakten ze de weg. Daartoe alle kunstwerken zoals het graven van sloten en het leggen van nieuwe of verlengen van bestaande duikers. De afgeronde bedragen - inclusief 85 % subsidie - voor de weggedeelten in Bakel en Gemert waren respectievelijk f 27.454,-- en f 34.884,--. 26
Op 21 februari 1881 werd met de werkzaamheden begonnen. Van der Korput, de opsteller van het plan, w d als opzichter met het dagelijks toezicht belast. Aan de hand van de vorderingen gaf hij aan wanneer de gemeenten de betaling van de - in totaal zes - termijnen moesten voldoen en de provinciale subsidie moest worden aangevraagd. 27
De weg komende vanuit Deurne via overschot door het centrum van Bakel naar Gemert, hierop is te zien hoe de percelen van de Veth gelegen waren (zie links op het kaartje Sectie Q79 en Q98). Met de voltooiing van deze weg liep de route naar de Neerstraat richting Gemert niet langer via de Kerksche Driessen (Bron: SAP/NAA: Deurne, Inv nr.89/28).
De Veth, een harde noot om te kraken
Met het aanpassen van de politieverordening dacht het Bakelse gemeentebestuur de problemen met De Veth op afdoende wijze geregeld te hebben. Al snel zou echter het tegendeel blijken. De Veth - wiens vader in Bakel gedurende lange tijd raadslid en wethouder was geweest - kende blijkbaar het klappen van de zweep. Ruim drie jaar zou hij het Bakelse gemeentebestuur in een handig gespeeld kat-en-muis-spel bezighouden. Tegen de gemeentelijke aanschrijving - waarin hij gesommeerd was binnen een bepaalde termijn de terreinen te ontruimen - had hij beroep aangetekend. Begin mei polsten de Bakelse bestuurders Gedeputeerde Staten over de mogelijkheid deze zaak samen met de hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat 'verder bloot te leggen en te behandelen'. De tijd drong; “Daar men met het leggen van den grindweg zeer gevorderd is, en weldra het kwestieuze punt zal worden bereikt, zij het ons vergund beleefd op te merken dat ter voorkoming van stagnatie in de werkzaamheden de zaak spoed vereischt”.(28)
Een maand later werd uit het antwoord van Gedeputeerde Staten duidelijk dat de Bakelse bestuurders vanuit die hoek niet op bijstand hoefden te rekenen. Volgens voornoemde instantie was de zaak met De Veth een rechtskwestie en daarmee had men geen bemoeienis. Om uit deze impasse te geraken, besloot de Bakelse raad hierover juridisch advies in te winnen bij advocaat H. Sassen in Den Bosch.(29)
Uit brieven van deze advocaat valt op te maken dat de gemeente tegenover De Veth weinig troeven in handen had. Het eigenhandig afbreken van de schuur werd door Sassen ten stelligste ontraden. Een dergelijk optreden zou de gemeente wel eens veel geld kunnen gaan kosten. Ook het voeren van een proces om de gronden te onteigenen, achtte hij niet raadzaam. Volgens Sassen zou daarmee veel tijd zijn gemoeid en bovendien was de uitkomst ervan hoogst onzeker. Sassen adviseerde de zaak in der minne te schikken en overeenkomstig het plan door te gaan met de wegaanleg. Het deel van de weg dat langs de schuur van de Veth liep, moest men voorlopig maar laten zoals het was. Wellicht zou De Veth dan later 'gaarne het gedeelte ingenu met grond afstaan' .(30)
Wegversmalling of onteigening?
Mogelijk dat elders in soortgelijke gevallen een dergelijk advies wel tot een oplossing had geleid. In het onderhavige geval bood het volgens de Bakelse bestuurders niet de gehoopte uitkomst. Die waren ervan overtuigd dat aan een minnelijke schikking met De Veth niet viel te denken. Herhaaldelijk was gepoogd de gronden te verwerven en steeds zonder succes. Vandaar dat de Bakelse bestuurders eind september 1881 Gedeputeerde Staten vergunning vroegen de weg op 'het kwestieuze punt ' smaller te mogen uitvoeren. Daar kon over een lengte van circa zestig meter de weg slechts vijf meter breed worden, met uitzondering van de bocht - op de plaats waar de schuur met een hoek op de weg stond - daar was slechts ruimte voor een weg breedte van vier meter.(31)
Gedeputeerde Staten stemden niet in met dat verzoek en hielden vast aan een minimale wegbreedte van acht meter. Ze waren bovendien van mening dat de hoogte van het aankoopbedrag te gering was om daarvoor de veiligheid van de weg in gevaar te brengen. De gemeente kreeg het dringende advies de gronden in der minne aan te kopen en voor het deel van de schuur een redelijke vergoeding te geven, zodat ook voor de bocht in de weg de benodigde ruimte werd verkregen.(32)
Naar aanleiding van dit advies werd uit het dagelijks bestuur van Bakel een commissie gevormd, die moest pogen met De Veth tot overeenstemming te komen. Deze commissie, die bestond uit wethouder Van de Ven en gemeentesecretaris Soerewijn, bezocht De Veth op de avond van 5 december 1881. Tijdens dit overleg bood dit tweetal De Veth f 50,00 per are en dat bod was f 2,00 hoger dan de prijs die De Veth in eerste instantie had gevraagd. Er werd die avond geen akkoord bereikt. De Veth wilde nu f 100,00 per are. Hij stelde bovendien een aantal voorwaarden. Zo eiste hij onder meer dat er op die plaats door de gemeente een duiker zou worden gelegd en dat er tegenover zijn eigendommen nooit bomen of andere beplanting zou komen. De Veth gaf aan dat het tweetal ter plekke moest beslissen. Omdat voor een dergelijke beslissing de instemming van de raad vereist was, gaf hij de bestuurders hiervoor twee dagen de tijd. Op 7 december kwam de Bakelse raad in een buitengewone vergadering bijeen. Het voorstel van De Veth werd eenparig verworpen ‘op grond dat de onzinnige en buitensporige bedingen niet aannemelijk waren te achten’. De Veth werd van deze beslissing op de hoogte gesteld. Aan Gedeputeerde Staten werd van het verloop uitgebreid verslag gedaan. Men verzocht deze instantie nogmaals dat gedeelte van de weg smaller te mogen uitvoeren.(33) Eind december werd dat verzoek van Bakelse zijde nog eens herhaald. Van Gedeputeerde Staten was nog geen antwoord ontvangen en volgens de Bakelse bestuurders werd De Veth steeds driester in zijn optreden. Naar men beweerde had hij - om de aanleg van de weg nog verder te belemmeren - op de plek waar de weg moest worden aangelegd - kuilen gegraven. Tegen deze overtreding was procesverbaal opgemaakt.(34)
Zowel Gedeputeerde Staten als de hoofdingenieur van Provinciale Water staat bleven bij het standpunt dat niet van het oorspronkelijke plan afgeweken kon worden. Het verleggen van het tracé zou bij andere grondeigenaren weer op nieuwe bezwaren kunnen stuiten. Onteigening zou bovendien veel tijd kunnen gaan vergen. In de buitengewone raadsvergadering van 31 januari 1882 bogen de Bakelse bestuurders zich voor de zoveelste keer over het probleem. Omdat de gemeente geen andere uitweg zag, verzocht men Gedeputeerde Staten wederom het onderhavige wegdeed voorlopig smaller te mogen uitvoeren.(35)
Bakel zocht genoegdoening bij De Veth
Mogelijk door deze slepende kwestie geprikkeld, zochten de Bakelse bestuurders (financiële) genoegdoening. Die kans werd hen geboden door middel van de hoofdelijke omslag, een inkomstenbelasting die indertijd door de gemeente werd opgelegd. In de B&W-vergadering van 24 februari werd besloten de aanslag van De Veth - die f 28,00 bedroeg - mede aan de hand van de kadastrale legger nader te bestuderen. Bij de nieuwe becijfering, waarbij de grondprijzen van diens bouw- en weilanden, heidegebieden en dennenbossen aan de lage kant waren getaxeerd, kwam men uit op een Belastbaar inkomen van f 2400,--. Omdat op dat moment in Bakel voor de Hoofdelijke omslag een tarief van 2% gold, kwam de nieuwe aanslag uit op F 48,00.(36)
Het raadsbesluit om die aanslag nog in 1882 op te leggen, werd genomen in de vergadering van 31 maart. Deze stap werd mede ingegeven door tal van ontwikkelingen die zich kort voordien hadden voorgedaan. Daags tevoren was er namelijk door De Veth een verklaring opgesteld die de Bakelse bestuurders zwaar op de maag lag. Deze verklaring was opgesteld ten overstaan van de Bakelse burgemeester, de wethouders Van de Ven en
Raaimakers en de toenmalige Gemertse gemeentesecretaris P. van der Kamp. Hierin beloofde De Veth de benodigde grond voor f 100,00 per are aan de gemeente te zullen verkopen, als ook aan de andere voorwaarden werd voldaan. Hij eiste f 50,00 voor ophoogzand en f 37,57 vergoeding voor gemaakte reis- en verblijfskosten. De gemeente moest een duiker leggen en ter hoogte van zijn eigendommen mochten in de bermen geen sloten worden aangelegd. Bij beplanting van de bermen hoefde hij de minimale afstand van een halve meter tot de weg niet in acht te nemen. Verder dienden de huurders van zijn percelen voor hun te velde staande gewassen schadeloos te worden gesteld en moest de gemeente de kosten van de koopacte betalen. De Veth verbond zich niet langer dan acht dagen aan zijn verklaring.(37)
Het bleef trubbelen met De Veth
De Bakelse bestuurders waren door Gedeputeerde Staten tot deze bijeen komst met De Veth gedwongen. De hoofdingenieur van Provinciale Water staat had in Bakel een onderzoek ingesteld en bij die gelegenheid had hij ook De Veth gehoord. De hoofdingenieur had van zijn bevindingen rapport uitgebracht aan Gedeputeerde Staten. Naar aanleiding hiervan berichtte laatstgenoemde instantie op 24 maart dat door hen géén financiële bijdragen meer werden gedaan voordat die kwestie in Bakel was geregeld. Omdat het hier een gemeenschappelijke regeling betrof, werden behalve Bakel ook de andere gemeenten in hun financiële belang geraakt. Vandaar de aanwezigheid van de Gemertse gemeentesecretaris, wiens gemeente er eveneens belang bij had dat dit probleem werd opgelost.(38)
Vanuit Bakel werd een afschrift van de verklaring van De Veth naar Gedeputeerde Staten gestuurd. In het begeleidend schrijven gaven de bestuurders aan niet met de hoogte van de prijs en de overige eisen in te willen stemmen. Mocht hetgeen De Veth in zijn verklaring had voorgesteld bij voornoemde instantie geen bezwaar ondervinden, dan “zal ook onzerzijds worden genoegen genomen en de buitensporige hooge som niet uit de gemeentekas maar uit de eigen middelen der Raadsleden worden gevonden”.(39)
Gedeputeerde Staten waren echter niet op andere gedachten te brengen. Ze bleven erbij dat ook op die plek de weg acht meter breed moest worden. Bakel moest de grond van De Veth kopen overeenkomstig de prijs en de voorwaarden in de verklaring van 30 maart. “Mocht de raad uwer gemeente niet met den vereischte spoed handelen en door het verstrijken van den door de Veth gestelde termijn de overeenkomst komen te vervallen, dan moeten wij den raad uwer gemeente verantwoordelijk stellen voor de gevolgen die uit de nalatigheid zouden kunnen voortvloeien.” (40)
Eén van de kunstwerken was de bakstenen duiker met hardstenen sluitsteen over de Esperloop in de Neerstaat van Bakel. Precies 110 jaren deed deze duiker dienst. (Foto: Tonny Rovers , Bakel)
Tot aan het einde van de gestelde termijn probeerden de Bakelse bestuurders Gedeputeerde Staten te vermurwen de door hen voorgestelde oplossing goed te keuren. Om niet toe te hoeven geven aan de Veth ‘wiens eisschen zo overdreven zijn geworden’. De Deurnese bestuurders die deze opvatting deelden, hadden dat eveneens aan de hoofdingenieur te kennen gegeven. Omdat succes uitbleef, werd in de buitengewone raadsvergadering van 7 april 'nolens volens' besloten onder druk van de omstandigheden toe te geven. Twee dagen eerder - om de gestelde termijn veilig te stellen - had B&W aan De Veth bericht dat het college besloten had te berusten in de door hem gestelde eisen en overging tot aankoop.(41)
Een week later ging er vanuit Bakel wéér een brief naar Gedeputeerde Staten. De gemeente dacht de zaak met De Veth rond te hebben, ‘doch dat mislukte weer heelegansch’. Volgens een opmeting van het Kadaster waren met de grondaankoop 3 aren en 5 centiaren gemoeid. De Veth die van mening was dat het om meer ging, nam met deze opgave geen genoegen. Hij zou een nieuwe meting laten verrichten door een landmeter van eigen keuze. Moe van alle problemen rond deze kwestie besloot men de brief als volgt: "Och of HH Gedeputeerde Staten maar hadden kunnen besluiten de vergunning te geven om den weg aan minder dan 8 meter te mogen maken.
… “De man zocht naar zwarigheden, en hij schept vermaak in plagen en vertraging der werkzaamheden te berokkenen, en zoo hij te weten kwam dat van de kant der provincie geen termijnbetaling aan de aannemers meer ging plaats hebben voor en aleer deze kwestie geregeld is, zoude er niet mede te eggen of te ploegen zijn.” (42)
Wat dat laatste betreft; over de intrekking van de subsidie werd door Gedeputeerde Staten niet meer gerept. Uit de correspondentie valt op te maken dat de betaling van de termijnen en het verstrekken van de subsidie kort daarop werden hervat. Daarmee waren echter de problemen in Bakel niet opgelost. De koopacte bleef ongetekend, terwijl de voorlopige oplevering van de weg in zicht kwam. Het zag er dan ook niet naar uit dat nog voor de voltooiing van de weg dit ‘knelpunt’ uit de weg zou zijn geruimd. Over en weer namen de irritaties toe en de betrokken partijen raakten verder uit elkaar. Hoewel Gedeputeerde Staten nog in oktober 1881 geen beletsel zagen een financiële bijdrage te verstrekken om delen van het centrum van Bakel in klinkerweg uit te voeren, werd begin juli dat subsidie verzoek afgewezen.(43)
Een van de kunstwerken was de bakstenen duiker met hardstenen sluitsteen over de Esperloop in de Neerstraat van Bake. Precies 110 jaar deed deze duiker dienst (Foto Tonny Rovers, Bakel)
Voor De Veth kon het niet lang genoeg duren
Eind september 1882, toen de grindweg uiteindelijk in de kom van Bakel werd aangelegd, trokken de laaghangende takken van de notenboom van De Veth de aandacht van het gemeentebestuur. Van deze boom - de gemeente beschouwde zich nog steeds eigenaar van de gronden en ook van de berm waarop die boom stond - ondervonden vooral passerende rijtuigen hinder. Door· het ophogen van de weg, werd aan de minimaal vereiste doorrijhoogte van 3.50 meter op dat deel van de weg niet meer voldaan. De gemeente die hiervoor geen aansprakelijkheid wenste, legde dit probleem aan Gedeputeerde Staten voor.44
De hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat, die opdracht kreeg ter plekke een nader onderzoek in te stellen, gaf toe dat de klacht van de gemeente gegrond was. Met De Veth die zich opwierp als eigenaar van de berm maar daarnaast een meegaande houding toonde, kwam de hoofdingenieur overeen dat de meest hinderlijke takken werden weggenomen. Met het oog hierop adviseerden Gedeputeerde Staten aan Bakel ‘voorlopig in de zaak te berusten' .45
De Bakelse bestuurders wensten hierin evenwel niet te berusten. Per omgaande werd een boze brief naar Gedeputeerde Staten gestuurd. "Het zij ons vergund op te merken dat de gemeente is eigenaar van den berm waarop die boom staat, zowel als van een gedeelte van den grond, waarop eene schuur is daargesteld, en een en ander indertijd willekeurig is ingenomen,”. Ze waarschuwden de beambten dat ze vooral niet te veel waarde moesten hechten aan de verzekeringen of beloften van De Veth. Naar men beweerde was De Veth in het verleden herhaaldelijk door de rechter veroordeeld tot het opruimen van opgaande bomen die hij langs openbare wegen had geplant. Die vonnissen zou hij overigens aan zijn laars hebben gelapt. De Bakelse bestuurders benadrukten dat hun handelen niets anders ten doel had dan de bestaande verordeningen in de gemeente te handhaven. Ze werden hierin gedwarsboomd "door iemand die er zijn genoegen in schijnt te vinden, aldus arbitrair tegen het bestuur te werk te gaan (hetwelk hier ook van algemene bekendheid is) is het een treurig verschijnsel dat zoo iemand nog ondersteuning en hulp in zijne laakbare wijze van handelen mag erlangen, van welke consideratiën ten zijnen aanzien hij steeds partij weet te trekken". De gemeente Bakel hoopte op een spoedige afronding van deze onverkwikkelijke zaak.46
De Veth - die inderdaad voedsel gaf aan het beeld dat voor hem het spel niet lang genoeg kon duren - had nog meerdere pijlen op zijn boog . Eentje daarvan had hij eind oktober al afgeschoten. Toen maakte hij per brief aan de Bakelse gemeenteraad bekend dat hij het oneens was met de afpaling tussen zijn perceel sectie E. nr. 700 en de weg. Naar zijn overtuiging was de breedte die de landmeter had uitgezet niet door de gemeente aangekocht. De gemeente kreeg 14 dagen de tijd om die zaak in het reine te brengen, 'ofwel moeten er onaangenaamheden worden teweeg gebracht '. Een nameting in opdracht van de gemeente uitgevoerd, toonde aan dat de afpaling correct was.47
Moeizaam op weg naar de definitieve afwikkeling
In het najaar van 1882 was de weg Asten-Boekel voltooid. Op 13 november vond in Bakel de voorlopige oplevering plaats. Of de Bakelse bestuurders dat feit uitbundig gevierd hebben, valt te betwijfelen. De hoofdingenieur van Provinciale Waterstaat had namelijk in de eindrapportage vermeld dm de weg Asten-Boekel op één punt nog niet voltooid was. En dat was i n Bakel, langs de schuur van De Veth. Op die plaats moest de berm van de weg nog zeker 40 cm. Worden opgehoogd. Volgens de hoofdingenieur had De Veth in de overeenkomst van 30 maart bedongen dat zijn houten schuur aan de bermkant van een muurtje zou worden voorzien. Na de bouw van het muurtje kon de berm met zand worden opgehoogd en zou De Veth de ingang van zijn schuur aanpassen. Toen de aannemer bezig was met de bouw van het muurtje greep het Bakelse gemeentebestuur in. Het liet de gemeentearbeider het muurtje afbreken en de stenen wegvoeren. De Veth weigerde vervolgens de ingang van zijn schuur aan te passen. Wel had hij de hoofdingenieur een schriftelijke verklaring gegeven, waarin hij zich alsnog bereid verklaarde aan zijn verplichting te voldoen zodra het muurtje weer was hersteld.(48)
Met de aanleg van fietspaden in 1991 kwam de duiker over de Esperloop onder slopershame. Tonny Rovers van museum "de Tolbrug" toont de harstenen sluitsteen met daarop het jaartal 1881. De steen vond in Museum de Tolbrug een nieuw onderkomen. (Foto Harrie jonkers, Bakel)
Naar aanleiding van het voorgaande ontving de gemeente Bakel op 16 november bericht van Gedeputeerde Staten. Wéér dreigde deze instantie de geldkraan te zullen dichtdraaien als de gemeente er niet snel voor zorgde dat het muurtje bij de schuur van De Veth werd hersteld.(49) Het Bakelse gemeentebestuur berichtte aan Gedeputeerde Staten dat in de overeenkomst van 30 maart van de bouw van een muurtje volstrekt geen sprake was. Om die bewering kracht bij te zetten, werd nogmaals een afschrift van voor noemde verklaring meegezonden. De gemeente gaf aan voor het afbreken van het muurtje opdracht te hebben gegeven, in de overtuiging dat de bouw ervan in strijd was met de gemeentelijke verordeningen.(50)
Ook dit keer ging de geldkraan niet dicht.(51) Achteraf moest door Gedeputeerde Staten en de hoofdingenieur toegegeven worden dat van een muurtje in de overeenkomst in het geheel geen sprake was. Het besluit voor de bouw van het muurtje was buiten medeweten van Bakel genomen. De verantwoordelijkheid daarvoor zou liggen bij de commissie uit de betrok ken gemeentebesturen die mede toezicht hield op de uitvoering van de werkzaamheden van de weg. Aan het hoofd van deze commissie stond de burgemeester van Deurne. Samen met de hoofdingenieur hadden ze De Veth gehoord en dat zou geleid hebben tot voornoemd besluit. Het Bakelse gemeentebestuur - inmiddels tot het uiterste getergd - trok het waarheidsgehalte van deze lezing sterk in twijfel. Het pijnlijke gevoel bedrogen te zijn omdat er naar hun opvatting zo duidelijk met twee maten werd gemeten, stak het bestuur niet onder stoelen of banken. In de gemeente Deurne, waar in afwijking van het plan een deel van de weg wèl smaller was uitgevoerd, waren geen problemen gerezen. Sterker nog, in de eindrapportage was er niet eens melding van gemaakt. Bitter stelde het Bakelse gemeentebestuur in februari 1883 vast: “Ware men alzoo zoo gelukkig als te Deurne geweest, had hier evenals daar alles in der minne kunnen worden gevonden en bewerkstelligd, en de nu nog kwestieuze zaak reeds lang haar beslag hebben erlangd, met vermijding van zoo veel nutteloos gemaakt kosten, en daaruit ontstane onaangenaamheden, die zeker niet ons zullen kunnen worden aangemeten of ten laste gelegd.” (52)
Hierna nam de intensiteit van het conflict af. Wat volgde waren nog enkele achterhoedegevechten. Zo beschikte de gemeente medio juni 1883 afwijzend op het beroep dat De Veth tegen de verhoging van zijn hoofdelijke omslag had ingesteld. Blijkbaar koos De Veth nu eieren voor zijn geld. Eind juli berichtte hij aan de Bakelse raad dat de acte tot aankoop van de grond hem in de loop van augustus ter ondertekening aangeboden kon worden.(53)
De aannemers die na de voorlopige oplevering nog gedurende een jaar onderhoudsplichtig waren, meldden zich in augustus bij de gemeente Bakel. Bij de schuur van De Veth moest nog altijd dat muurtje worden gebouwd. Toen dit onderwerp in de raadsvergadering van 25 augustus ter sprake kwam, vlamde de oude strijdlust op. Ook al draaide Gedeputeerde Staten dit keer de geldkraan echt dicht, de Bakelse bestuurders waren unaniem van oordeel dat met de bouw van het muurtje geen genoegen kon worden genomen. En dat werd Gedeputeerde staten onomwonden gemeld.(54)
Kennelijk was de vastberadenheid van de Bakelse bestuurders dit keer wel overgekomen. Nadat alle werkzaamheden waren goedgekeurd, vond op 11 november de definitieve oplevering plaats en volgens afspraak hadden de aannemers recht op de zesde en laatste termijn. Medio november werd dit onderwerp in de Bakelse raad behandeld. Ook de meerkosten van de wegaanleg werden tegen het licht gehouden. Hieruit bleek dat Gemert ten onrechte een deel van de kosten van de brug over de Snelle Loop in de Neerstraat in rekening was gebracht. De kosten voor deze brug die vlakbij de grensscheiding van de gemeenten Gemert en Bakel lag, kwamen geheel voor rekening van Bakel. Meerkosten voor het bouwen van een muurtje kwamen er niet in voor.(55)
Had De Veth ook daadwerkelijk de strijdbijl begraven? Op dezelfde dag dar de raad zich over het punt van de meerkosten boog. Lieten de Bakelse burgemeester, de secretaris en de beide wethouders een proces-verbaal opstellen. Hierin verklaarden ze dat De Veth de stenen scheidingspaaltjes bij zijn perceel Sectie E. nr. 700 had verplaatst. De Bakelse bestuurders bleven op hun hoede. Met dit proces-verbaal dat bedoeld was ‘teneinde bekwamer tijd te kunnen dienen’ wilden ze voorbereid zijn.(56)
Hoe dat verder afliep, was uit de geraadpleegde bronnen niet na te gaan. Eén ding had De Veth zijns ondanks bereikt. Zorgde de aanleg van de weg Asten-Boekel aanvankelijk voor grote verdeeldheid in de Bakelse raad, toen het besluit er eenmaal door was, bewerkte met name zijn tegenwerking dat de eensgezindheid bij de Bakelse bestuurders toenam.
Noten
0) Gemertsheem 1997
1) Gemeentearchief Gemert (GAG): lnvnr. 3083.
2) GAG: 3083: 30-4-1878.
3) GAG: lnvnr . 7: raadsnotulen 10-7-1878.
4) Streekarchivaat Peelland (SAP) NAA: Bakel a. lnvnr. 89/3: 10- 7-1878.
5) GAG: lnvnr. 3083: 22-7-1878 en SAP/NA A: Bakel c .a. lnvnr. 89/3: 17-8- 1878
6) SAP/NAA: Bakel a. lnvnr. 4/6: raadsnotulen 16-12-1879.
7) GAG: Invnr. 7: raadsnotulen 24 en 31-8 en 3-9-1878.
8) GAG: Invnr. 3083.
9) SAP/NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/3: 31-10-1879.
10) SAP/NAA: Deurne lnvnr. 89/30: 3-8-1880.
11) GAG: 7: raadsnotulen 28-11-1879
12) SAP/ NAA: Bakel a. lnvnr. 4/6: raadsnotulen 16-12-1879 .
13) SAP/ NAA: Bakel c .a. lnvnr. 89/3.
14) SAP/ NAA: Bakel a. lnvnr. 89/3: februari 1880.
15) SAP/ NAA: Bakel a. lnvnr. 4/6: raadsnotulen 12-3-1880.
16) SAP/ NAA: Deurne: lnvnr. 89/30: 3-8-1880 .
17) SAP/ NAA: Deurne: lnvnr. 89/30, 29-3 en 10-4-1880.
18) SAP/ NAA: Deurne: lnvnr. 89/30, 21-4 en 6-5-1880.
19) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 4/6 raadsnotulen 14-5- 1880.
20) SAP/ NAA: Deurne: lnvnr. 89/30, 16-8-1880.
21) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3: 23-8-1880 en 6-9-1880 .
22) GAG: lnvnr. 7: raadsnotulen 23-10-1880 en SAP/NA A : Bakel c.a. lnvnr. 4/ 6 : raadsnotulen 28-9-1880.
23) GAG: 3083 en lnvnr. 7 : raadsnotulen 30- 10-1880.
24) SAP/NAA : Bakel 89/3: 30-10- 1880: In Bakel was 1 bunder gelijk aan 6 lopense. Omgerekend kwam de vraagprijs van De Veth op f 48 ,00 per are.
25) SAP/ NAA: Bakel lnvnr. 4 / 6 : raadsnot . 4-1 1-1880 en lnvnr . 89/ 3: 10-11-1880
26) SAP/ NAA: Bakel lnvnr . 89/1 en GA G: lnvnr . 3083 en lnvnr . 7: raadsnot . 5-1- 1881.
27) SAP/ NAA: Deurne: lnvnr . 89/ 31: weekrapporten .
28) SAP/ NAA: Bakel c .a. lnvnr. 89/ 3 : 9-5-1 881.
29) SAP/ NAA: Bakel c .a. lnvnr. 4/ 6: raadsnotulen 8-6-1 81.
30) SAP/ NAA: Bakel c .a. lnvnr . 89/ 3 : 18-6 en 14-7-1 881 .
31) SAP/ NAA: Bakel c .a. lnvnr . 89/ 3 : 2 6-9-1881 .
32) SAP/ NAA: Bakel c .a. lnvnr . 89/ 3 : 20-10-1 881.
33) SAP/ NAA: Bakel c .a. lnvnr . 4/ 6 raadsnot. 7-1 2-1 881 en lnvnr . 89/3: 9-1 2- 1881.
34) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/ 3 : 27-1 2-1 881.
35) SAP/ NAA: Bakel c.a. 6/ 1: B&W-vergadering 27-1 - 1882, lnvnr. 4/6: raadsnot .31 -1-1 882 en lnvnr . 89/3: 3-2- 1882.
36) SAP/ NAA: Bakel c.a. 6/1: B&W-vergadering 24-2 en 17-3-1 882.
37) SAP/ NAA: Bakel c.a. 4/ 6: raadsnot.31-3-1 882 en lnvnr . 89/3: 30-3 - 1882.
38) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/ 3 : 24-3 en 3-4- 1882 en GAG: invnr . 7: raadsnot . 31-3-1 882 .
39) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3 : 31-3-1 882.
40) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3 : 3-4-1 882.
41) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/3: 3 en 5-4-1882 en lnvnr. 4/ 6: raadsnotulen7-4-1882 .
42) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/3 : 14-4-1882.
43) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3: 20-10-1881 en 1 1-7-1 882.
44) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/3: 29-9-1 882.
45) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3 : 15-1 1-1882.
46) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3: 16-1 1-1882.
47) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3: 31-10-1882 en 4-11-1882
48) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/3: 10 en 14-1 1-1882.
49) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/3: 16-1 1-1882.
50) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/3: 27-1 1-1882.
51) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 89/3: 28-1 1- 1882.
52) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89 / 3: 9-2-1883.
53) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 4 / 6: raadsnot 15-6-1883; lnvnr . 89/ 3: 30- 7-1883
54) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr . 4 / 6: raadsnot. 25-8 - 1883.
55) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89/1: 8- 1 1-1883;1nvnr.4/ 6: raadsnot.16-1 1-1883
56) SAP/ NAA: Bakel c.a. lnvnr. 89 / 3 : 16-1 1-1883.