Accomodatie, terrein en materiaal
Het begin
In de eerste jaren van de club was er van iets als ‘accommodatie’ uiteraard geen sprake. Op een braak liggend terrein aan de Kaak (langs de weg Milheeze – De Rips) werd het voetbal (ook al door de eerdere clubs) gespeeld. Doelen waren primitief en netten ontbraken nog. Dit eerste veld was eigelijk meer een zandbak, waar hier en daar een pol buntgras op stond. Zo kon het gebeuren, dat een bal, die op zo’n pol terecht kwam geheel onverwacht een eigen richting uit ging. Het was dus allesbehalve vlak. Maar minder nog was het waterpas: het liep over de lengte van het veld minstens anderhalve meter op.
Geritseld:
Fatsoenlijke doelpalen en –latten waren er in oorlogstijd niet te krijgen. De eerste goal bestond dan ook uit een paar van takken ontdane en afgeschaafde dennenbomen. Nu was er in de nadagen van de oorlog een heer bij Karel Smetsers in de kost, die opzichter was van de Peelstellingen. De kazematten werden afgebroken en daarin zat veel hout, waaronder balken en latten. Karel vroeg aan hem, of hij niet wat houtwerk kon ‘regelen’ om daarvan een fatsoenlijk doel te bouwen. De man gaf echter duidelijk aan, dat hij daar niet aan kon beginnen. Hij was zuinig op zijn baantje.
Een paar dagen later echter vond Karel op een ochtend naast de heg een tweetal doellatten van zo’n acht meter en vier mooie doelpalen...
Materiaal
De allereerste ballen werden gemaakt van stukken leer, die met grote naden aaneen werden genaaid. Deze naden wilden nogal eens loslaten en zodoende kenden de eerste ballen regelmatig onderhoud. De oudere voetballers zullen zich ook nog zeker de veter herinneren, die met een ongelukkige kopbal de sporen in het voorhoofd naliet. In de beginjaren was het allereerst Karel Smetsers, die als schoenlapper ook de ballen repareerde. Daarna ontfermde ook Mies Verhoeven zich over de balreparaties.
De voetbalschoenen waren in het begin ook niet zoals we tegenwoordig gewend zijn. In het allereerste begin werd op eigen gekozen schoeisel gespeeld. De eerste echte voetbalschoenen waren lomp, vaak hoog of halfhoog van dik, stug leer. In de nog dikkere zolen en hakken waren vervolgens ijzeren noppen gedraaid, die nogal eens verloren gingen. Je mocht nooit op verharde ondergrond lopen, want deze noppen wilden nog wel eens een ‘braampje’ krijgen en werden daarmee gevaarlijke wapens. Bloederige wonden na een al te enthousiaste tackle kwamen wel eens voor. Vroege uitvoeringen van voetbalschoenen kenden bovendien vaak stalen neuzen.
Waarborg:
In de eerste jaren werd veel van het materiaal opgeslagen bij Karel Smetsers in de werkplaats. Je kon daar, wanneer je buiten b.v. na het lof met enkele sportievelingen wilde gaan voetballen, voor een waarborgsom van een paar cent een bal lenen.
Naar de Antoniusstraat
Al vrij snel verhuisde het voetbal naar het terrein aan de Antoniusstraat. Daar kwam een stuk grond van Van Kessel beschikbaar, dat door de voetbalclub gebruikt mocht worden. Als terrein een hele verbetering, maar verder was er nog niets. Men betaalde een huursom van ƒ100,= per seizoen aan Jan van Kessel. Groot bemiddelaar (waarbij hij waarschijnlijk zelf ook financieel bijdroeg) in de totstandkoming van dit terrein was Driekske Heesmans.
De heren voetballers moesten zich verkleden op de opkamer van clubhuis Rongen en de wasgelegenheid bestond uit een waterput op de achterplaats en klaargezette emaille bakken langs de hofpad.
Later, eind jaren 50, konden de spelers zich omkleden in een schuurtje bij Hein van de Wetering aan de Anthoniusstraat. De tegenstanders maakten dan nog gebruik van de gelegenheid bij clubhuis Rongen.
De eerste afrasteringen voor het veld, alsmede de vanghekken achter de doelen werden gemaakt door timmerman Frans Verreijken en/of Peer van Hoof. Het hout kwam uit de bossen van Ties van den Berg en Willem Cornelissen.
De grote reis naar Amsterdam:
In de oorlogsjaren ’43 of ’44 was er eigenlijk niet aan fatsoenlijke wedstrijdballen te komen. Het enigste wat er was waren halfronde ballen met een grote, zware veter, die regelmatig de koppers verwondden.
Op gegeven moment zei Karel Smetsers: ‘In Amsterdam zijn nog ballen te koop. De mensen hebben daar honger. We nemen een paar kilo boter en een serie voedselbonnen mee en gaan daarmee naar de hoofdstad’. Aanvankelijk werd dit voorstel afgekeurd vanwege het gevaar van de Duitsers, maar na aandringen van Karel besloot men toch hiermee in te stemmen. Aldus werd afgesproken en samen met Karel Smetsers togen Mies Verhoeven en smid Harrie Fransen op reis naar Amsterdam. Na een geslaagde reis en goed handelen keerden de mannen terug met drie fraaie wedstrijdballen.
De Bocht
Omdat er aan de Anthoniusstraat in feite maar één veld was, had dat natuurlijk veel te lijden. Op gegeven moment was het zo, dat er nauwelijks nog gras op stond. Het werd meer en meer een kale vlakte, waarbij stofstormen en modderballetten aan de orde van de dag waren. Dit kon op gegeven moment niet langer en men besloot het veld – mede ingegeven door de aanleg van de Akkerweg en de bouw van huizen aldaar - om te ploegen en iets verder opnieuw in te zaaien. Daarvoor was een heel seizoen ingepland. Dus: op zoek naar een tijdelijk alternatief! Dat vond men aan de Bocht. Grardje Nooijen (zelf een fanatiek supporter, met een stel voetballende zonen) stelde daar een weiland ter beschikking, dat voor het seizoen 1958-1959 het thuisadres van Milheezer Boys werd.
Weer terug
Nadat het terrein aan de Anthoniusstraat was ingezaaid werd het terrein door de gemeente opnieuw uitgezet. Daar bleek echter bij nameting niets van de kloppen. Er was geen enkele hoek haaks en men kon vanaf twee hoeken gemakkelijk rechtstreeks in het doel schieten. Wim de Veth en Albert Verheggen hebben daarop samen het veld precies gemeten en uitgezet. Voetbal was terug aan de Anthoniusstraat.
Na de promotie vanuit de onderafdeling naar de 4e klasse moest opnieuw het veld aangepast worden. In deze nieuwe klasse moest het veld exact aan de eisen voldoen. Men kwam dit vanuit de bond nameten met als gevolg het aanpassen van de precieze afmetingen.
De eerste kleedgelegenheid
Het duurde tot 1960 eer er een zelfgebouwd kleedlokaal werd geopend. Hoewel we naar moderne maatstaven lachwekkend zouden doen over dit eerste gebouw, was het in die tijd iets geweldigs: twee lokalen om je om te kleden met een – zij het beperkte – gelegenheid om je te wassen (stromend water!) en eveneens wat ruimte voor opslag van materialen. Kortom: de trots van de Boys.
Er gingen overigens geruchten, dat de kosten van het schilderwerk drie keer zo hoog waren dan de rest van de totale bouwkosten ………
Maar de Boys waren trots op hun nieuwe accommodatie en konden hun gasten hartelijk ontvangen.
W.C.:
De Boys stonden eens in Sambeek aangetreden tegen de plaatselijke voetbalclub. Net vóór de aftrap werd geconstateerd, dat men een speler miste. Tegelijkertijd trok een geroep de aandacht: Martien van de Ven riep door het W.C.-raampje. Men had hem buiten gesloten, want hij zat bij vertrek richting veld nog op de pot…
Verlichting
Op de Anthoniusstraat leerde men op gegeven moment het nut van verlichting inzien. Zeker de winteravonden waren donker en het trainen werd bemoeilijkt. Wim de Veth werkte toen bij Philips in Eindhoven, alwaar hij 100 meter kabel en 6 lampenkappen met lampen kocht en aan Milheezer Boys schonk. Met deze eerste verlichting was het weliswaar nog behelpen, maar de eerste schreden richting modern voetbal waren gemaakt.
Verhuizing naar de Rooiweg
Door het groeiende ledenaantal (en dus een groeiend aantal teams, dat moest trainen en spelen) werd het terrein aan de Anthoniusstraat op gegeven moment te zwaar belast. Samen met de gemeente Bakel en Milheeze vond men een oplossing op gronden aan de Rooiweg, die door ruilverkaveling vrij waren gemaakt. In 1973 was het zover en kon men de daar aangelegde velden in gebruik gaan nemen. Men moest er wel voorlopig gebruik maken van een noodkleedlokaal (wel met een ‘echte’ kantine erbij), want voor de bouw van een gebouwencomplex moest eerst nog een financiering gevonden worden. Men kreeg echter al spoedig een financiële meevaller: het Ministerie van Sociale Zaken kende in het kader van de bestrijding van de werkeloosheid een subsidie toe voor de bouw van kleedruimtes en kantine. Door de Technische Dienst Kring Son werd in overleg met het toenmalig bestuur een gebouw ontworpen, dat na de realisering daarvan kon worden geopend op 5 juni 1976, gelijktijdig met de viering van het 35-jarig bestaan. Ex-burgemeester A. Opheij verrichtte deze opening met het doorknippen van een groenwit lint.
Nat:
Na een gespeelde wedstrijd haalde Frans van den Berkmortel eens een geintje uit met Hein van den Broek. Frans riep op verontwaardigde toon: ‘Hein, die douche werkt niet!’ Nu zat er een automatische knop achter tegen de muur, dus in feite achter de douchekoppen. Hein daar naar toe en duwt er eens flink op. En jawel: het water stroomt flink naar beneden. Daar stond Hein in zijn, goede, zondagse pak…. doornat!
De eerste dug-outs
In 1980 nog lag het hoofdveld daar, waar nu het trainingsveld is en andersom. Langs dat toenmalige hoofdveld werden de eerste dug-outs gebouwd. Deze moesten door de vereniging zelf bekostigd en gebouwd worden. Het was ook nog eens zo, dat er (compleet met tekeningen) vergunning voor moest worden aangevraagd. Dat heeft Milheezer Boys er niet van weerhouden: de reserves zaten droog.
Gestaakt:
Er werd eens – in de beginjaren - een derby in De Rips uitgevochten. Men speelde toen nog op het terrein achter de kerk. Ook in De Rips was het nog redelijk primitief: men had nog geen netten. Op gegeven moment schoot een Milheezer aanvaller op doel. Naast. Maar wat gebeurde: de bal knalde op een boom en keerde terug door het doel het veld in. De scheidsrechter aarzelde niet. Hij zag daarin een doelpunt en wees resoluut naar de middenstip: 0-1 in het voordeel van Milheezer Boys. Alom consternatie. Fiducia kreeg geen gelijk en op aangeven van de Ripse aanvoerder, Mies Verbakel, verlieten ze allen het veld. De wedstrijd werd gestaakt. Toch niet verkeerd zo’n net....
Wijzigingen in 1986
Door toename van het aantal leden (en dus aantal teams) ontstond ook op ’t Rooi al snel ruimtegebrek. Het bestuur kreeg van gemeente Bakel en Milheeze in 1986 vergunning voor uitbreiding van kleedlokalen en de bouw van een bestuurskamer.
Een andere belangrijke wijziging was het volgende. Milheezer Boys verzocht hoofdveld en trainingsveld om te draaien en wel om 2 redenen. Ten eerste zat het hoofdveld vol emelten en moest behandeld worden en, eigenlijk nog belangrijker: men wilde het hoofdveld bij de kantine. De gemeente stemde hiermee in op voorwaarde, dat de voetbalclub dat allemaal zelf deed. Zo geschiedde.
Een van de gevolgen van deze beslissing was, dat nu ook de lichtinstallatie verplaatst moest worden. Daarbij kwam nog eens, dat de bestaande 4 masten niet meer voldeden. Na gesprekken en getouwtrek met de gemeente kwam men er toch uit: verplaatsing van de masten (met nieuwe grondkabel) en bovendien uitbreiding met 2 masten. Milheezer Boys was helemaal ‘up to date’.
Uitbreiding
Na jaren van onderhandeling met de gemeente (eerst met de gemeente Bakel en Milheeze, later met de gemeente Gemert-Bakel) over problemen van kleedlokalen en opslagruimte werd eindelijk in 1999 een grote uitbreiding van de accommodatie gerealiseerd met de nieuwbouw van een complete vleugel, waarin twee kleedruimtes, een materialenhok, een keuken annex wasruimte, een behandel/EHBO-kamer, een toiletblok en twee scheidsrechterslokalen. Een van de oude kleedruimtes werd gesplitst en voor een deel bij de kantine getrokken en voor een deel bij de keuken, die eindelijk de nodige werkruimte kreeg. Met deze nieuwbouw kwam een eind aan het schipperen met ruimte, zowel voor Milheezer Boys als voor korfbalvereniging MKV, die nu over twee eigen kleedlokalen kan beschikken. Voor MKV werd overigens (grenzend aan de korfbalvelden) een eigen materialenhok gebouwd. De ingebruikname van de vernieuwde accommodatie werd uitgebreid gevierd. De opening werd verricht door wethouder Tina Thomassen onder toeziend oog van vele belangstellenden en onder muzikale huldeblijken van fanfare St.Cecilia.
Overkapping
De laatste verbetering is in het jubileumjaar gereed gekomen. Een flink aantal vrijwilligers werkten mee aan de overkapping van de ruimte tussen kantine en nieuwbouw. Het biedt twee grote voordelen: bij slecht weer kan het publiek droog gaan staan en het overkapte gedeelte is gemakkelijk dicht te maken waardoor de kantineruimte vergroot kan worden.
Onderhoud
Voorheen geschiedde een groot deel van het onderhoud door de gemeente. Dat gold dan voornamelijk het groot onderhoud, reparaties, verwarming, schilderwerk e.d. Klein onderhoud was altijd al een taak van de club zelf.
Door het bestuur werden in de taakverdeling een aantal mensen hiermee belast. Dit waren m.n. in de laatste decennia voor een groot deel de volgende personen: Arie Vogels, Gerrit van de Ven, Mies van den Heuvel, Leonard Thijssen.
Terreinverzorging
Een belangrijk persoon bij een voetbalvereniging is de ‘terreinknecht’. Immers wanneer het veld niet in orde is, is het moeilijk voetballen. Deze terreinverzorging bestond en bestaat voor het grootste deel uit het trekken van lijnen, maar tot de taken behoren ook: controle op maaien, sproeien e.d.
In de eerste dagen van de club was er geen terreinknecht. Het was zo, dat de spelers zelf (bij toerbeurt) op de ochtend vóór de wedstrijd met schop en kruiwagen vol geel zand het veld op gingen om zo de lijnen te bepalen. Dat dit niet altijd even recht was spreekt voor zich, maar dat kon de voetbalpret niet drukken…
De volgende terreinknechten verzorgden achtereenvolgens de velden: Toon Egelmeers, Jan Schepers, Arie en Tonnie Vogels, Martin van den Berkmortel, Martien van de Ven, Ben van Deursen, Peer Cornelissen (1975-1982), Mies van den Heuvel (1982-1990), Ben Bouten (1990-1992), Mies van den Heuvel (1992-1993), Toon Swinkels (1993-1996), Piet Nooijen (1996-1999), Martien de Groot (1999-2000) en (de huidige terreinverzorger) Jan van den Broek (2000-nu).