Heemkundekring Bakel en Milheeze

Deel 2

d.d. 04 / -06-01-1802.

Pro Justitia
Fol. 157 verso.

DEURNE.
Interrogatorien voor
JAN WILLEM van de MORTEL Drossard van DEURNE en LIESSEL
Fol: 157.
De 4e & 6e Januarij 1802.

Inrterrogatorien om daar op ter Requisitie van JAN WILLEM van de MORTEL Drossard der gemeente van DEURNE en LIESSEL om te strekken daar en zoo ’t behoort ten overstaan van Scheepenen onder Eede te hooren, vragen en Examineren, ieder afzonderlijk de Perzoonen in Margine gemeld Inwoonders alhier en de zelver antwoorden teegens en nevens ieder art: aan te teekenen.

Compareerde
ANTONIJ GOOSSENS
JOHANNES MARCELUS
ANTONETTA van de MORTEL
HENDRIENA van de KERKHOFF
DIRK ROOIJMANS
PIETER BOERS
GEERTRUIJ AMELIA BOERS
MARIA ARNOLDA BOERS
Art. 1.
Ieder Comparant zijn ouderdom, kostwinning te vragen, en of door den Vorster namens den Drossard geciteert is om getuijgenis
der waarheid te geeven.
De 1e Comparant zegt out te weesen Circa negen en veertig jaaren en herbergier van kostwing te zijn, en door den Vorster namens den Drossard geciteert te zijn om getuijgenis der waarheid te geeven.
De 2e Comparant zegt out te weesen Circa agt en veertig jaaren en Herbergier van kostwinning te zijn en door den Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteert te zijn.
De 3e Comp.te zegt omtrent veertig jaaren oud te weesen huijshoudster van ANTONIJ GOOSSENS te weesen, en door de Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteerd te zijn.
De 4e Comparante zegt out te weesen omtrent negentien jaaren woonende als Dienstmaagd bij ANT. GOOSSENS en door den Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteerd te zijn.
De 5e Compe. Zegt out te weesen omtrent dertig jaaren en als knegt te woonen bij den 1e Compt. en door den Vorster ten fine voors. geciteert te zijn.
De 6e Compt. zegt out te weesen omtrent twee en vijftig jaaren zijnde Ontvanger der Convoijen en Licenten en tot het geeven van getuijgenis der waarheid ten fine voors. geciteert te zijn.
De 7e Compt. zegt out te weesen omtrent vijftig jaaren zijnde huijsvrouw van PIETER BOERS en door den Vorster ten fine voors. geciteert te zijn.
De 8e Compte. Zegt out te weesen omtrent Een en twintig jaaren en door den Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteert te zijn.
Art. 2.
Te vragen welke Perzoonen van ’t Complot, dat in den nagt of avond van den 13 November 1801 ten huijse van den Eersten
Comparant ANTONIJ GOOSSENS waaren.
De 1e Comparant zegt dat dien avond wel verscheide Perzoonen zijn huijs zijn in en uijt gegaan, dog niet bepaald kan zeggen welke, en of zij al of niet tot eenig Complot behoorde.
De 2e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt. zegt dat er wel verscheijde Perzoonen het huijs van den 1e Comt. Zijn in en uijtgegaan, dog dat zij Compt. nietweet of zij al of niet tot zeeker Complot behoorde.
De 4e Compte. zegt dat zij dien avond wel verscheijde Perzoonen in huijs gezien heeft dog niet bepaald kan zeggen of zij al of niet tot eenig Complot behoorde.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 3.
Welke daar van gewapend waaren en of alle of veele gewapend met stokken, snaphaan en zijdgeweeren ook vertrokken zijn naar
VENROOIJ.
De 1e Comparant zegt wel eenige Perzoonen dog niet te weeten wien gewapend gezien te hebben en niet te weeten waarheen dezelve vertrokken zijn.
De 2e Compt. zegt geen gewaapende perzoon gezien te hebben.
De 3e Compt. zegt wel eenige perzoonen gezien te hebben met snaphaanen gewaapend gezien te hebben maar niet te weeten waarheen dezelve vertrokken zijn.
De 4e Compt. zegt zulx niet gezien te hebben.
De 5e Comparant zegt wel eenige Perzoonen met Snaphaanen gewaapend gesien heeft, dog niet te weeten wie, of ook niet te weeten waarheen zij vertrokken zijn.
De 6e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comparante zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 4.
Of men dezelve de weg van VENROOIJ in zag vertrekken, sommige te voet en sommige te Paard.
De 1e Comparant zegt neen.
De 2e Comparant zegt neen.
De 3e Comparante zegt neen.
De 4e Comparante zegt zulx niet gezien te hebben.
De 5e Comparant zegt dat hij eenige Perzoonen de weg na VENROOIJ heeft zien in gaan.
De 6e Comparant zegt zulx niet gesien te hebben.
De7e Comparante zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 5.
Wat Luijden zoo in de Herberg als op Straat al bezonders spraaken en of hun voorneemen ook te kennen gaaven op eenige wijze.
De 1e Comparant zegt niet te weeten welke Perzoonen of wat teegen elkanderen in sijn huijs en op Straat spraaken, dog dat het wel scheen dat zij eenig voorneemen hadden, dog hem Compt. daar van niets gezeijd hadden.
De 2e Compt. zegt hier van niets te weeten.
De 3e Compt. zegt wel gehoort te hebben dat zeeker Perzoon zoo als zij Comp.te vermeend genaamd wordende HAMEL teegens verscheide Perzoonen zonder egter Precies te weeten tegens wie zeijde met deese of dergelijke woorden, Ik ga voorop, ik zal het uw wel zeggen of Commandeeren en ook dat zij wel heeft hooren spreeken over het openloopen van zeeker deur, dog niet te weeten wie daar van sprak, of ook niet zeeker kan zeggen wiens of welke deur zij noemde, ook dat haar Comparante wel toe scheen dat zij eenig voorneemen hadden, dog dat zij haar Comp.te daar van niets gezegd hadden.
De 4e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
Art. 6.
Of zulks ook bleek dat het was eenig kwaad voorneemen teegen de Fransche Commisen of ’t Bureau of Comptoir te VENFOOIJ.
De 1e Compt. zegt hem zulx niet te zijn gebleeken.
De 2e Compt. zegt hem zulx niet te zijn gebleeken of gehoort te hebben.
De 3e Compt. zegt haar zulx niet te zijn gebleeken.
De 4e Comp.te zegt neen.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten als door gerugten.
De 7e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 7.
Of ook bleek dat het Complot van zogenaamde Contrabandiers, en andere bij dezelve voor eenige kroonen gehuurt of
aangeworven tot uitvoering van eenig gewelt en Roof van aangeslaage goederen door Fransche Commisen op ’t Comptoir te
VENROOIJ leggende.
De 1e Compt. zegt hem niet te zijn gebleeken dat eenige voorkoomen zijn gehuurt of aangeworven tot uitvoering van eenig geweld en roof niets als van gerugte.
De 2e Compt. zegt als den 1e Compt..
De 3e Comp.te zegt neen.
De 4e Comp.te zegt neen.
De 5e Compt. zegt zulks niet te weeten.
De 6e Compt. zegt daar van niets gehoort te hebben.
De 7e Comparante zegt zulx niet gehoort te hebben.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 8.
Of wel, of het een voorneemen van een zogenaamd Represaille < = vergeldingsactie > tot te rugneeming van goederen die door
Fransche Commisen op het Bataafsche Territoir mogten genoomen zijn.
De 1e Comparant zett zulx niet te weeten.
De 2e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 3e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 4e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 9.
Wat die luijden zoo in ’t Dorp als in DE PEEL en in DE HUT seijden, en uitvaerden en of zij zamen gekoomen waaren, of bij een
versamelden.
De 1e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt. zegt niet te weeten wat zij in DE HUT zeijden, maar dat zij zongen, dronken en vloekten, en dat zij van tijd tot tijd gekoomen waren.
De 3e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt daar van niets te weeten.
De 7e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compte. zegt zulx niet te weeten.
Art. 10.
Wat zij al zeijden bij hunne te rugkomst, en of toen zoo menschen als Paarden beladen waaren met Pakken.
De 1e Comparant zegt zulx niet te weeten of gezien te hebben.
De 2e Compt. zegt zulx niet te weeten of gezien te hebben maar wel gehoort te hebben dat een Perzoon hem onbekend zijnde zijde, ik heb een kogel door mijn hoofd gehad.
De 3e Compte zegt wel gehoort te hebben, dat zij zeiden, wij zijn het die het Land winnen maar geen menschen of Paarden beladen gesien te hebben met Pakken.
De 4e Compte zegt zulx niet te weeten of gesien te hebben.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten of gesien te hebben.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compte zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt dat zij door een der bendens bij het Passeeren van haar Comptes vaders woonhuijsinge had hooren zeggen, komt ontweldigd om van het goed eens, maar geen menschen of Paarden heeft belaaden gesien met Pakken.
Art. 11.
Wat door dat Complot of Een en ander bekende meedehulper van een of ander nabij geleegen Dorp bij de terugkomst
geopenbaard wierde nopens het gebeurde te VENROOIJ.
De 1e Comparant zegt niet te weeten wat er gessprooken is of niet heeft onthouden om daar met zeekerheid iets van te zeggen.
De 2e Compt zegt dat zij hem niets nopens het gebeurde tot VENROOIJ openbaarde.
De 3e Compte zegt dat zij wel heeft hooren zeggen, dat zij de deur hadden opengeloopen en dat ’t er fel gespannen had en geschootten was, zonder egter te weeten door wien zulks geseijd is.
De 4e Compte zegt daar van niets te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet meer te weeten.
De 6e Comparant zegt dat zij hem nopens het gebeurde te VENROOIJ niets geopenbaard hebben.
De 7e Comparante zegt daar van niets gehoort te hebben.
De 8e Comparante zegt zulks niets gehoort te hebben.
Art. 12.
Of zij Sommige daderlijk bij de terugkomst de goederen en Pakken heel of deels wilden verkoopen of aan presenteerden te koop.
De 1e Compt zegt niet te weeten.
De 2 Compt zegt neen.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 13.
Of ook goederen van verkogten, en zoo Ja wat voor soorten aan wie hoe veel en voor wat Prijs.
De 1e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 14.
Wanneer en waarheen zij vertrokken zijn van DEURNE, en of zaamen of verdeelt of geheel gescheiden zijn.
De 1e Compt. zegt niet te weeten wanneer of waarheen vertrokken zijn, maar van tijd tot tijd zijn huijs zijn uijtgegaan.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 15.
Waar de goederen of Pakken en Valisen gelaaten en gebleven zijn.
De 1e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt niet te weeten waar de pakken of valisen gebleeven zijn, maar wel een kar met Pakken geladen heeft zien vertrekken.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 16.
Of de zelve ook met karren of eenig voertuijg vervoert zijn en zoo ja door wie en met wiens kar en wie dezelve menden, of wie als
voerman daar bij was.
De 1e Compt zegt zulx niet gezien te hebben.
De 2e Compt zegt zulx niet gezien te hebben.
De 3e Comparante zegt zulx niet gezien te hebben.
De 4e Compte zegt wel een kar met Pakken heeft zien vervoeren, dog niet te weeten door wien, of met wiens kar of wie dezelve menden of wie als voerman daar bij was.
De 5e Compt zegt wel een kar met Pakken geladen te hebben zien vervoeren, dog niet te weeten door wien zijnde de Pakken gelaaden op de kar van ANTONIJ GOOSSENS maar niet te weeten wie dezelven menden of wie als voerman daar bij was.
De 6e Compt zegt dat wel gehoort heeft dat die goederen met karren vervoert zijn, dog niet te weeten door wien of met wiens kar of wie deselve menden en als voerman daar bij was, vermits beezig was met Paspoort te schrijven.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compte zegt zulx niet te weeten.
Art. 17.
Wat een of ander roemden van zijne of eens anders voorgeevende dapperheid.
De 1e Compt zegt dat hij er mogelijk wel iets heeft van hooren spreeken, dog zulx niet onthouden heeft of wat of door wien zulx geschied is.
De 2e Compt zegt dat hij daar van niets onthouden heeft.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet gehoord te hebben.
De 7e Compt zegt zulx niet gehoord te hebben.
De 8e Compt zegt zulx niet gehoord te hebben.
Art. 18.
Of er geen vrees voor een aanslag op die goederen voor Bataafschen Commiessen was, eer dat zij Paspoort geligt hadden,
terwijl men vermeend dat ze zig van een Paspoort voorsien hadden en op wiens naam dezelve geligt was en waarheen.
De 1e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 2e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 3e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 4e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt niet te weeten dat zij vrees voor een aanslag hadden, maar dat zij bij hem wel een Paspoort verzogt hebben op naam van BUERX, op & Transito van WEESEL naar BRABAND per order van A. EIJKMAN.
De 7e Compte zegt niet te weeten of zij voor een aanslag bevreest waaren, dog niets meet te weeten op wiens naam de Paspoort geligt is, maar wel te hebben hooren zeggen van WEESEL naar BRABAND.
De 8e Comparant zegt zulx niet te weeten, als vermeend dat den Paspoort geligt is naar BRABAND.
Art. 19.
Of er geen vrees van agterhaaling of voor de Justitie was.
De 1e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3eCompt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten, dog dat zij Compte wel van een der Bende heeft hooren zeggen, dat zoo den Drost kwam, zij hem gaauw het Ligt zouden uijtblaasen.
De 8e Compte zegt zulx niet te weeten.
Art. 20.
Of da die Bende zoo ontzaggelijk scheen, dat daar teegen zelvs met adsistentie van een dousijn gewapende Militaire geen
genoegzaame teegenstgand sou hebben kunnen geschieden, schoon al opendlijk en sigtbaare misdaaden gepleegd hadden.
De 1e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 2e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 3e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 4e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 21.
Of dan nu of dan sommige der voormelde als kooplieden te DEURNE of LIESSEL in l.l. somer gelogeert geweest te zijn.
De 1e Compt zegt dat er ten zijnen huijse zooals ook te LIESSEL wel van tijd tot tijd eenige der zogenaamde Contrabandiers gelogeert hebben, dog niet te weeten of het al of niet koopluijden waaren.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt dat er te DEURNE en LIESSEL wel van tijd tot tijd wel eenige der zogenaamde Contrabandiers gelogeert hebben, dog niet te weeten, of het al of niet koopluijden waaren.
De 4e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 5e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 6e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparant zegt zulx niet te weeten.
Art. 22.
En bij wie Logeerde en of ook eenig misdrijf of Publicq geweld pleegden of als vreedsaame Burgers zig gedroeg.
De 1e Compt zegt dat ten zijnen huijse en zoo als vermeent bij GERRIT GOOSSENS te LIESSEL gelogeert hebben, en ten zijnen huijse als vreedsaame burgers hebben gedragen.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compte zegt dat er ten huijse van den 1e Comparant en zoo als vermeent bij G. GOOSSENS gelogeert hebben en ten huijse van den 1e Compt als vreedsaame Burgers zig hebben gedragen.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6eCompt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 23.
Wat verder van, en betrekkelijk het een en ander vermelt kennelijk zij.
De 1e Compt. zegt dat hij betrekkelijk deese zaak voor zoo verre hij daar van kennelijk is bij voorgaande Articulen heeft geantwoord.
De 2e Compt. zegt hier van niets meer te weeten als dat des nagts den 11e November 1801, een schoot in zijn huijs gedaan is.
De 3e Compt. zegt niets meer te weeten.
De 4e Compt. zegt niets meer te weeten.
De 5e Compt. zegt niets meer te weeten.
De 6e Compt. zegt verzogt te zijn geweest door een onbekende Perzoon om ten spoedigsten aan de huijsinge of op de Plaats van ANTONIJ GOOSSENS te komen tot het Plumbeere van eenige goederen, bestaande in Zeeventien Pakjes, alwaarbij bevond verscheijde Perzoonen vloekende en raasende, op welk verzoek hij Compt. direct de verzogte Pakjes heeft geplumbeert en naar zijn woonhuijsinge is vertrokken, zeggende hij Compt. verders gehoort te hebben, dat de Meijer van VENROOIJ twee à drie dagen voor het voorgevallen te VENROOIJ door Brieven was geinformeert geworden dat het Comptoir zouden worden bestoolen.
De 7e Compt. zegt niets verders betrekkelijk het een en ander te weeten.
De 8e Compt. zegt niets betrekkelijk het een en ander voormeld kennelijk te zijn.

Aldus de voorschreeve Comparanten en getuijgen ieder afzonderlijk op de voors. articulen gevraagt, en daarop door ieder bizonder geantwoord, zooals teegen ieder articul staat aangeteekend, en hebben ieder zijn verklaarde na voorleesing met Eed bevestigd aan handen van den Drossard alhier van WILLEM van de MORTEL ten overstaan van EIJMERT HENDRIK GOOSSENS en WILLEM van den BOOMEN Scheepenen op heeden den vierden en zesden Januarij Een Duijzent Agt hondert en Twee was geteekend A. GOOSSENS, JOANNES MARSELLES, ANTONETTA van de MORTEL, onder stond dusXdanig handmerk waarom geschreeven stond dit merk steld HENDRIEN van de KERKHOFF verklaart niet te konnen schrijven dusXdanig handmerk waarom geschreeven stond dit merk steld DIRK ROOIJMANS verklaart niet te konnen schrijven was geteekend BOERS, G.A. BOERS, M.A. BOERS, E.H. GOOSSENS, W. v.den BOOMEN onder stond Mij present en was geteekend G. van RIET, Secrt.
Quod Attestor
G. van RIET, Secrt;

Website door Active-Bits