Tussen Peel en Aa - Deel 2
MILITAIRE BEZETTING IN 1832
Een poging om Nederland en Belgie te verenigen onder een Koningshuis is tenslotte op een mislukking uitgelopen. Belgie wilde zich toch maar weer liever van Nederland afscheiden.
Deze onafhankelijkheidsbeweging van België bracht wel een beetje spanning in Nederland en tengevolge daarvan kreeg Bakel een militaire bezetting van Hollandse soldaten in 1832.
De Pastoor doopte in 1833 vier onwettige kinderen, waarvan de vader een militair was. Er was zelfs een tweeling bij. Maar ook kon hij een paar kinderen dopen van een militair gezin: Adriaan, zoon van Antonius Schoonderwoerd (uit IJsselstein) en Gisberta de Waal (uit Amersfoort); Jennemie, kind van Johannes Lievegoed en Joanna Schouten.
Deze militaire bezetting greep plaats, toen Martinus van de Poel burgemeester was.
De burgemeesters van de vorige eeuw waren:
1800-1831 Theodoor van Griensven (woonde in 't Hof te Milheeze)
1831-1861 Martinus van de Poel (Dorp)
1861-1864 Henricus Nooyen, vader van P.L.Nooyen (Geneneind)
1864-1885 Johannes van Neerven (Oude Straat)
1885-1931 Petrus Leonardus Nooyen (Dorp)
FAMILIE VAN DE POEL
We geven hier een kort relaas van de Familie van de Poel, die toch wel een belangrijke plaats ingenomen heeft in de geschiedenis van Bakel.
De ouders van Burgemeester Martinus van de Poel waren Petrus Thomas van de Poel (ook geschreven Poelen) en Petronella den Dubbelden. Deze Peter van de Poel was o.a. in 1785 borgemeester en in 1803 was hij één van hen, die de verkoop van de gemeentegronden aan particulieren leidde.
Zijn vrouw kwam uit Asten en was een zuster van Bisschop Henricus den Dubbelden. Hun ouders waren Ferdinand den Dubbelden en Henrica Verhoeven. Ze waren in 1760 te Bakel getrouwd. We nemen aan daarom, dat Bisschop den Dubbelden een Bakelse moeder had. Henricus den Dubbelden was pastoor van Gemert van 1800 tot 1834. Daarna werd hij apostolisch administrator van Den Bosch en werd in 1842 tot Bisschop gewijd.
Petrus Thomas van de Poel trouwde in 1782 te Bakel met Maria Francisca de Vet. Zij hadden drie dochters: Catharina (geboren in 1783) Anna Maria (1735) en Francisca (1787). Deze Francisca trouwde met de onderwijzer van Bakel Adam Slits, hun zoon Albertus Slits, geboren in 1814, trad in bij de paters Lazaristen, werd later wereldheer en vertrok naar de Missie van Mexico. Hij stierf in zijn Missie.
Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Petrus van de Poel in 1791 met Petronella den Dubbelden. Zij hadden vijf kinderen: twee ervan werden priester n.l. Johannes Ferdinand, geboren in 1809 en Henricus, geboren in 1815. De derde zoon werd burgemeester n.l. Martinus, geboren in 1819. De vierde zoon Antonius (geboren in 1812 ongeveer) trouwde met Maria Catharina van de Mortel. Hun vijfde kind was een dochter n.l. Henrica, geboren in 1794.
De kinderen van Antonius van de Poel en Maria Catharina van de Mortel waren: Piet, Jan, Toon, Dorus, Louisa en Antonia. Ze hielpen allen in de bakkerij en Jan was bovendien nog koster en organist van de kerk van Bakel. Jan was bakker en "kaarsendraaier". Hij maakte thuis zelf de kaarsen voor de kerk.
Jan van de Poel, organist en koster, trouwde met Catharina Muffels. Hun kinderen Adrianus en Piet van de Poel zijn nog goed bekend en iedereen weet wat beide, vooral Janus, voor Bakel gedaan hebben. Zijn gehele leven lang was Janus organist, koster, dirigent van het koor, dirigent van Musis Sacrum en bovendien kennen wij hem ook als bakker en als jager. Ruim een halve eeuw heeft Janus gewerkt voor de muziek en de zang in en buiten de kerk van Bakel.
Martinus van de Poel, neef van Janus, is lange jaren de enige onderwijzer geweest van Bakel.
De genoemde priester Johannes Ferdinand van de Poel, deken van Heusden, had eens in zijn kerkboek een rijm geschreven, dat blijkbaar toch wel een familiedevies was:
Ferdinandus is mijn naam,
Om God te dienen ben ik bekwaam,
Om God te loven ben ik geboren,
Anders gaat mijn ziel verloren.
BAKELSE PRIESTERS
Hier maken we een korte vermelding van de priesters, die de parochie van Bakel in de loop der tijden heeft opgeleverd. We gaan tot ongeveer het jaar 1900.
1. Petrus Jacobs, geboren te Bakel, Molenhof (gemeente Deurne). Hij trad in bij de Abdij van Berne, waar hij in latere jaren ook prior geweest is. Hij was pastoor van Berlicum 1604-1613, vervolgens pastoor van Heeswijk, 1615 - 1639. Hij stierf als pastoor van Heeswijk in 1639.
2. Petrus van de Kruysse, geboren te Bakel, vermoedelijk Molenhof. Hij was pastoor van Bakel, 1721 - 1767. Eigenlijk was hij rustende vanaf het jaar 1752. Hij stierf in Bakel in het jaar 1767.
3. Johannes Schey, geboren te Bakel. In 1752 werd hij kapelaan te Woensel en moest al vanaf 1756 als pastoor waarnemen. In 1763 kreeg hij officieel de benoeming tot pastoor, maar stierf al in 1765. In Bakel woonde een zekere Hendrik Schey, die armemeester was in 1710-1713. Misschien is Jan Schey een zoon van hem.
4. Nicolaas Schey, geboren te Bakel, vermoedelijk een broer van Jan. Hij werd pastoor van Strathem in 1763 en stierf als pastoor van Strathem in 1785.
5. Johannes van Griensven, geboren te Bakel, Milheeze, zoon van Nicolaas van Griensven en Johanna Arnoldi Stercken. Hij was pastoor in Bakel in 1752-1795. Evenals de bovengenoemden ontving hij zijn opleiding te Leuven. Verder is er meer over hem verteld in een voorafgaand hoofdstuk.
6. Aloysius Crooymans, geboren te Bakel, Brug, zoon van Petrus Crooymans en Maria van de Broek. Hij werd pater Capucijn en vertrok in 1820 naar Italie. Daar werkte hij als priester tot 1833, keerde terug naar Nederland, naar zijn klooster in Velp en overleed daar in 1859. Thuis heette hij vroeger Justinus of Judocus.
7. Justinus Biemans, geboren te Bakel, vermoedelijk in 1790 als zoon van Wilhelmus Joost Biemans en Helena Goorts Hendriks. Hij kwam een paar keer een kind in Bakel dopen n.l. een kind van Johanna Nooyen - Biemans in 1834 en een kind van Godefrida Joosten - Biemans in 1844. Zij zullen dus wel zusters van hem zijn geweest. In 1840 werd hij pastoor van Waalre.
8. Petrus van de Biggelaar, geboren te Bakel, Grootel, 1819, zoon van Lucas van de Biggelaar en Francisca van Grootel. Hij was o.a. pastoor van Hurwenen en Soerdonk en stierf in het jaar 1905.
9. Johannes Ferdinand van de Poel, geboren te Bakel 1809, zoon van Petrus van de Poel en Petronella den Dubbelden, broer van burgemeester Martinus van de Poel. Hij was o.a. pastoor en deken van Heusden.
10. Henricus van de Poel, geboren te Bakel, 1815, zoon van Petrus van de Poel en Petronella den Dubbelden, broer van Johannes Ferdinand. Henricus was Pastoor van Geffen in 1861 - 1891.
11. Albertus Slits, geboren te Bakel, 1814, zoon van de onderwijzer Adam Slits en van Francisca van de Poel, oomzegger van de priesters Ferdinand en Henricus van de Poel. Albertus trad in bij de Lazaristen, werd later wereldheer en vertrok naar de Missie van Mexico. Daar is hij gestorven.
12. Hubertus Antonius Swinkels geboren te Bakel, Roessel, 1885, zoon van Cornelis Swinkels en Maria Cornelisse. Hij werd priester gewijd in 1909, trad daarna in bij de Paters Lazaristen en werd toen naar de Missie van China, naar Zuid Mongolië gezonden. Hij maakte de reis per trein door Rusland en verder grotendeels met de kar. Hij had geen sterk gestel en stierf al heel gauw. n.l. 8 juni 1914 aan typhus - koorts in Zuid Mongolië.
13. Johannes Joosten, geboren te Bakel, Geneneind, 1879, zoon van Cornelis Joosten en Maria Raaymakers. Priester gewijd in 1906. Hij was voor verschillende jaren professor van het groot Seminarie te Haaren. In 1926 werd hij pastoor van Eersel en stierf in 1936 aldaar.
HEERLIJKHEID MILHEEZE
Als Heerlijkheid is Milheeze bekend vanaf het jaar 1443, toen de Heren van Deurne Milheeze in leenbezit ontvingen van de Hertog van Brabant.
Voor dien tijd heeft Milheeze reeds lang bestaan, want er waren al heren, die de naam van Milheeze droegen b.v. in 1380 is een zekere Melis van Milheeze lid van de schepenbank van Helmond. In 1404 werd Johan Lemmens van Milheeze als getuige opgeroepen bij een testamentaire beschikking te Helmond. In 1480 is een Everard van Milheeze, schout van Aarle.
Van 1534 tot 1566 is Margaretha van Vladeracken, vrouw van Everard van Deurne, leenbezitster van Milheeze. Nog in 1715 werd Milheeze genoemd als ”Heerlijkheid van Deurne".
Andere bezitters van de heerlijkheid Milheeze waren: Pels, van Eick, van Broeckhoven, van Stralen, Musch (rond 1709), en in 1843 was Milheeze van de Heer van Helmond, Carel Frederick Wesselman. Het veranderde van eigenaar, zoals boerderijen nog steeds van eigenaren plegen te veranderen.
De Heerlijkheid van Milheeze moet gezocht worden tussen Schutsboom en de Kerk van Milheeze. Vele plaatselijke namen aldaar wijzen nog op het karakter van een heerlijkheid: Hof, Klooster, Schutsboom , Poort, Kreytenberg. Wat nu Ossenstaart heet was vroeger Schapenstaart.
Het Hof is inderdaad een knooppunt van verschillende wegen. Vele oudere mensen kennen nog de poort, die daar vroeger stond tussen twee boerderijen in. Binnen de poort was vroeger een brouwerij gelegen, waarvan de grote stenen mouttrechter nog niet zo heel lang geleden weggebroken is. De brouwerij was van de bekende familie van Griensven.
De naam Klooster komt men vaker tegen op plaatsen, waar de geschiedenis niets weet van het bestaan van een klooster. Zo ook het Klooster te Milheeze, dat een boerderij is bij het Hof. Trouwens ook achter de kerk was vroeger ”Nonnenhof".
De oude naam Poort aan de Bakelse kant van Milheeze en het Hof zou kunnen wijzen op een vroegere toegang tot de Heerlijkheid. De oude weg van Bakel naar Milheeze liep daar langs; de rechte weg langs de molen moet van latere datum zijn.
Kreytenberg, evenals Kreytengat achter de Hoeve is een oude middeleeuwse naam, die verband houdt met de oude rechten van de heren. Kreyt kan betekenen: kring in rechtskundige zin.
In de buurt van de Heerlijkheid Milheeze heeft men van ouds steenbakkerijen gekend. De laatste was bij de Leemskuilen, waar het nu nog Steenhoogte heet. Ook tussen Roessel en Overschot ontdekte men bij het nemen van grondmonsters enkele overblijfselen van steenovens. Men profiteerde dus van ouds van de daar aanwezige leemlagen, evenals men ook in de Klef een steenoven heeft gekend. Deze steenovens waren open veldovens, die een keer per jaar werden aangestoken. Men kon per keer 100.000 tot 200.000 stenen bakken. De kerk van Bakel en Milheeze hebben ook daar hun stenen betrokken bij het bouwen van kerk en toren.
Er gaan nog oude verhalen, dat Milheeze, met name in het Hof, ook een school heeft gehad. In 1739 werd een schoolmeester aangevraagd voor Milheeze.
MILHEEZE EEN ZELFSTANDIGE PAROCHIE (1845)
In 1845 werd de parochie van Milheeze opgericht door Mgr. den Dubbelden. De eerste Pastoor was P. Schutjens. De eeuwenoude kapel werd ongeveer in het jaar 1450 opgericht door de heer van Helmond, Jan van Berlaer. In een testament van Jan van Cortenbach, Heer van Helmond, dat opgesteld werd in 1490 werd ook de kapel van St.Antonius te Milheeze bedacht.
In 1690 kreeg de kapel nog een nieuwe klok, dat "kleine klok" werd genoemd en toen officieel werd gewijd. Zou het de klok zijn, die nu als antiquiteit op het kerkplein staat te pronken? In de vorige eeuw, misschien voor de bouw van de nieuwe kerk, voor 1845, stond er een klok aan de Schutsboom. Deze was aangebracht in een houten stellage. Men meent, dat die werd gebruikt o.a voor begrafenissen, wanneer het lijk van Milheeze naar Bakel werd overgebracht.
In 1845 stond er de kapel nog, maar was voor een groot gedeelte ingevallen. Men bouwde de oude kapel weer op tot een parochiekerk, waarvoor men vooral stenen gebruikte van de steenovens te leemskuilen bij Vogelzangs. Deze leemskuilen heetten ook Langvlaas. Het was dus een grote lange heideplas, die naar men vertelt eens door een windhoos van alle water werd leeggezogen.
Een grote ijveraar voor de zelfstandigheid van de parochie van Milheeze was de smid H. Vlemmings, die bij de Schutsboom woonde. Als de smid wat veel jongens in zijn smidse kreeg, dan placht hij te zeggen "Allemaal er uit, of allemaal zingen”. Deze Vlemmings heeft het bestaan om veertig maal te voet naar Den Bosch te reizen om daar te gaan pleiten voor een eigen parochie. Zijn moeiten zijn beloond.
Toch schijnt het begin van de eigen parochie te Milheeze wat deining veroorzaakt te hebben in Bakel. Een groep van Bakelse mensen scheen er niet mee tevreden te zijn, wat sommigen zelfs "een kleine revolutie" noemden.
Een pater, waarschijnlijk de Bakelse priester Aloysius Crooijmans, heeft toen getracht om de mensen van Bakel te kalmeren en op de preekstoel hen duidelijk te verstaan gegeven, dat Milheeze werkelijk een eigen parochie verdiend had, daar ze zelf er zo hard voor gewerkt hadden.
De nieuwe kerk werd opgericht op de oude fundamenten van de kapel; enkele stukken muur en een stuk van de toren konden nog benut worden.
In 1924 werd de toren nogmaals vernieuwd en hoger opgetrokken. De oude toren had rond 1900 nog een typische wijzerplaat voor het torenuurwerk. De wijzerplaat bezat niet twee wijzers uur- en minuutwijzer, maar slechts een uurwijzer, die een dubbele lengte bezat en zodoende ook het tegenliggend cijfer aanwees.
De eerste kerkmeester van Milheeze was Jacobus Swinkels van de Schutsboom.
GRONDPOLITIEK IN DE PEEL (1864)
In het jaar 1325 werden door de Hertog van Brabant "gemene gronden” uitgegeven aan de verschillende dorpsgemeenschappen, waarbij de Peel verdeeld werd tussen Gemert, Deurne, Oploo, Bakel, Aarle, Beek en Rixtel. Maar toen had Bakel met Aarle en Beek hun aandeel gezamenlijk. Bakel stond op haar beurt in 1326 toe, dat Helmond met hen deelde in het gebruik van de gemene gronden, peel en heide.
Philips van Bourgondië bevestigde in 1466 bovenstaande verdeling en uitgifte.
In 1770 werd de "Moerpeel” nogmaals verdeeld. Het archief van Bakel bezit een register van 1793-1805: Verkoopcondities van gemeente-eigendommen", waaronder ook de Peel viel.
In 1864 hebben de gemeentebesturen van Bakel, Helmond, Aarle-Rixtel en Beek en Donk besloten om de Peelgronden ook onderling nauwkeurig te verdelen en af te bakenen, uitgedrukt in perceelnummers. Dat ging over "Heide en Peelgronden", die in de Gemeente Bakel en Milheeze lagen.
Het contractstuk, gedateerd op 25 juli 1864, vermeldt ook de redenen: "opdat iedere gemeente in het rustig bezit en genot van het hun toegekende deel zou kunnen gelaten worden". Het werd dus een boedelscheiding van het tot nog toe "in gemeenschappelijk gebruik bezeten" aandeel in de Peel. Nu werd vastgesteld, wat Bakelse Peel, wat Helmondse Peel, Aarlese en Beekse Peel zou zijn. De verschillende gemeenten kregen daardoor dus eigendommen in de gemeente Bakel en Milheeze.
De gezamenlijke waarde van de Peel in geld uitgedrukt was toen Fl. 78827,12.
In 1834, zo vermeldt het stuk, was er al een verdeling aangebracht, maar alleen in gebruik gegeven, nog niet in eigendom. Dat was toen: de helft van de Peel voor Bakel en Milheeze, een vierde gedeelte voor Helmond en een achtste gedeelte voor Aarle en ook een achtste gedeelte voor Beek. Men besloot in 1864 om twee jaar na dagtekening van het contract nieuwe wegen aan te leggen: de weg van Gemert naar de Peel langs de Klotterpeel naar de Hazenhut; de weg van de Rips naar Loef (Oploo); de weg van Hoeven naar de grens van Venray, en nog een weg van noord naar zuid door de Peel en een weg door Grotel. Deze wegen moesten elk tien el breed zijn. De sloten, die men tussen de verschillende aandelen zou graven, moesten 3 el breed zijn. Deze wegen blijven later bekend als de Peeldijken.
MUSIS SACRUM (1874)
In 1974 zal ”Musis Sacrum” van Bakel zijn eeuwfeest gaan vieren. Met verdiende trots. De oprichtingsdatum was 24 mei 1874. Een maand na de oprichting, op het feest van St. Petrus en St. Paulus, hield Musis ”Sacrum” al zijn eerste muzikale rondwandeling in Bakel. Dat was groot nieuws. Ze kwamen van heinde en verre, als het moest met de kar, kijken en luisteren.
Burgemeester J. van Neerven liet voor Musis Sacrum een aparte zaal bouwen, het karakteristieke zaa1tje boven de bakkerij van Janus van de Poel, dat nu afgebroken is.
Burgemeester van Neerven heeft zijn best nog gedaan om van rijkswege enige steun te krijgen voor "Musis Sacrum". Een rekest werd naar Koning Willem III gestuurd. Van Neerven zette daarin uiteen, dat het zo koningsgezinde Bakel met zijn reeds bestaande zangvereniging eigenlijk niet waardig genoeg het koningsjubileum zou kunnen vieren, als ze niet konden zingen onder begeleiding van muziekinstrumenten. Daarom was men overgegaan tot de oprichting van een muziekvereniging. Maar helaas de middelen ontbraken om muziekinstrumenten te kopen. Kon de Koning niet wat geld sturen of Beschermheer worden van "Music Sacrum" of de muziekvereniging de naam laten dragen van”Emma”?
Van Neerven kreeg een vriendelijk antwoord, dat dit niet kon: noch geldelijke steun, noch Beschermheer, noch de naam "Emma", want dat zou konsekwenties scheppen voor andere muziekverenigingen en dergelijke.
Enfin: muziekinstrumenten zijn er toch gekomen. Daar zorgde de eerste dirigent J. Goossens uit Deurne voor. Janus van de Poel zou wel zorgen dat ze betaald werden ook. Ze konden de instrumenten aan het spoor van Deurne met een kar gaan afhalen.
Tot de eerste leden van "Musis Sacrum” behoorden o.a.: Hannes, Chris en Karel Jaspers; Hannes en Johan Habraken. De eerste dirigent was Johannes Goossens 1874-1880. De tweede dirigent was Peter Sporemakers 1880-1892. Deze werd in 1392 organist van de kerk van Liessel. En toen kwam Janus van de Poel, die 56 jaar lang de fanfare dirigeerde n.l. tot 1950.
Janus van de Poel zelf heeft toen Marinus van de Laar gevraagd om van hem het werk voor "Musis Sacrum” over te nemen.
Waarschijnlijk een conflictje tussen Sporemakers en Janus van de Poel heeft Sporemakers er toe gebracht om een tweede fanfare op te richten. Maar deze fanfare heeft het maar een paar dagen uitgehouden.
NIEUW RAADHUIS (1877)
Onder burgemeester J. van Neerven kreeg Bakel een nieuw raadhuis n.l. in 1877. Het staat er nu nog. Het oude Raadhuis werd afgebroken, want het moest plaats maken voor de bouw van een klooster voor Zusters. Daarom ruilde de gemeente een stuk grond met de kerk om een nieuw raadhuis te kunnen bouwen.
In 1884 had de gemeente nog een geschil met de kerk van Bakel over het eigendomsrecht van de toren en het uurwerk. Daarover werden brieven gestuurd naar de gedeputeerde staten. Die moesten het maar uitmaken.
In de protestantse tijd hadden namelijk de Regenten van Bakel altijd voor het onderhoud van de toren en het uurwerk gezorgd, alsof het hun eigendom was. We zien dit o.a. in de jaarstaat van 1877:
Francis van de Waterlaat tot Helmond, voor het onderhoud der horlogien van Bakel en Milheeze...
Francis van de Waterlaat voor verf en olie etc. en opverven van het torentje op het raadhuis...
Huybert Jansen voor hout en timmerwerk aan enige gemeentebruggen alsmede aan de klokken berg in de toren...
Hendrik Knaapen tot Asten als leydekker voor het repareren van de toren...
Aan de schoolmeester voor olie en kloksmeer...
Jan Claessen van de Laer voor het oppassen van het horlogie tot Milheeze en voor geleverde olie en kloksmeer.
NIEUW KLOOSTER EN KATHOLIEKE SCHOOL (1887)
In 1887 kwamen de Zusters van Oirschot naar Bakel toen het nieuwe kloostergebouw en de nieuwe school klaar waren. Tot nog toe had men in Bakel alleen openbaar onderwijs gekend. De laatste schoolmeesters van het openbaar onderwijs te Bakel waren meester van der Sande, meester Goden en meester Martinus van de Poel.
Het moet ongeveer tijdens meester van der Sande zijn geweest, dat Bakel ook al een dokter had n.l. Dr. Meyer, die zijn praktijk uitoefende in een huis aan het begin van de weg naar de Oude Straat. Hij trok er met een rijtuig op uit en zieke mensen werden naar zijn huis gebracht met een kar.
De nieuwe katholieke school van 1887 staat er nog en doet nu dienst als kleuterschool. De jongensschool aan de weg naar Deurne kwam er pas in 1925. Voordien was daar een Ekelhof, een mooi bos met grote eikebomen langs de kanten.
Door de bouw van raadhuis, klooster en school kreeg het dorp een heel ander aanzien. Vroeger stond de kerk omringd behalve dan door het oude raadhuis, door enkele boerderijen. Zelfs het grote huis van van de Poel was oorspronkelijk een grote boerderij evenals het huis van Vermulst.
In de vorige eeuw liep de weg naar Gemert nog langs de kerk richting het Zand en kwam daar langs "De Herberg" ongeveer achter het huis van dokter Veeger, richting Neerstraat. De weg is nu nog te zien als een bospaadje.
BOUWEN AAN DE KERK (1893)
Natuurlijk heeft men altijd aan de eeuwenoude kerk van Bakel gebouwd. In 1721 werd de uitgebrande toren hersteld. Het archief van Bakel bezit nog een stuk ”Bouw- en reparatiekosten van de kerk van Bakel voor de jaren 1750 tot 1810".
In 1840 werden ook weer grote uitgaven gedaan voor het herstel van de kerktoren van Bakel.
In 1893 werd de toren weer onder handen genomen. Het schijnt, dat een blikseminslag de toren behoorlijk beschadigd had. Het is bij deze gelegenheid dat het grote St.Willibrordusbeeld boven de grote deur onder de toren werd weggehaald en overgebracht naar het kerkhof. Degenen, die nog aan de toren gewerkt hebben, hebben kunnen zien, dat de toren in vroegere tijden gebouwd is op een fundament dat uit grote steenblokken of rotsblokken bestaat. Men gist, dat de toren rond 1500 gebouwd moet zijn.
Bij de verbouwing van 1893 werd ook het oude koor, dat meer in de kerk lag, weggebroken en opnieuw gebouwd, maar nu meer onder of in de toren. Daarvoor werd een groot stuk muur uit het torengebouw weggebroken.
In 1910 begon Pastoor van Bokhoven een andere grote verbouwing. De kerk moest groter worden. Er kwamen twee nieuwe zijbeuken bij en een nieuw priesterkoor. Door deze uitbreiding kwam ook het graf van Pastoor Verdonk te vervallen.
Ook aan de kant van de school, de zuidkant, bemerkte men bij het graafwerk, dat daar in vroegere tijden een kerkhof moet zijn geweest.
Doordat de kerk langer werd moesten er twee pilaren bij komen. Deze werden natuurlijk van dezelfde omvang als de oude pilaren. De pilaren, ook de oude, bestaan uit metselwerk en bakstenen en zijn zo dik geweest van de aanvang af.
Het zandstenen hoofdaltaar is nog later in stukken aangebracht, ook de houten zijaltaren. Dit neogothieke werk is van Duitsland afkomstig.
De gebrandschilderde ramen zijn ook niet ouder dan van het jaar 1911.
Alleen de preekstoel, de grote houten beelden van Petrus, Paulus, Johannes en Willibrordus zijn werken uit de late middeleeuwen.
In hetzelfde jaar 1893 werd ook het Boterfabriekje in Bakel gebouwd en de molen weer opgebouwd. De boter werd voorlopig nog met de hand gekamd. Pas in 1912 kreeg men een stoommachine voor de bereiding van boter. De eerste voorzitter van de Boterfabriek was Martinus Nooyen van de Hilakker.
DE MOLEN VAN BAKEL
Reeds eeuwen lang hebben de molens in het Brabantse land en ook in Bakel gedraaid. Denk maar aan de watermolen van de Molenhof, en die van Scheepstal. De naam Molenakker in het dorp Bakel wijst ook op het bestaan van een molen in het oude Bakel.
De windmolen van Bakel, de zgn standaardmolen of ook korenmolen, droeg op een windvaantje het jaartal 1752. Het kan het bouwjaar zijn, maar dan zou er toch nog een vroegere molen moeten zijn geweest. In 1637 is er sprake van een Bastiaan de Mulder van Bakel, in 1657 heet hij Bastiaan Peters, mulder van Bakel.
De laatste Molenaars van Bakel waren: van de Bomen, Coppens en Adriaans.
De molen tijdens van de Bomen en Coppens stond iets meer kerkwaarts gericht. Toen Willem Adriaans van de Bankert, Milheeze, in 1893 de molen overnam van Coppens, heeft hij hem laten verplaatsen naar de berg, waarop hij nu staat. Blijkbaar was de molen bij de overname erg beschadigd.
In 1912 werd de molen nog eens opgeschilderd en toen bracht de schilder de merkwaardige decoratie aan, een wijzerplaat met de wijzers geschilderd op half elf! Half elf was het uur van de borrel voor de schilder!
De mulder van Bakel moest elk jaar een aantal mud rogge afleveren aan de Armen van Bakel, aan de armemeesters Joost Manders, Jan Swinkels en Tinus Manders. Ook aan het St.Willibrordus Gilde van Bakel had de mulder een jaarlijkse verplichting.
Oudere mensen weten nog hoe zij hun maalwerk moesten betalen: een halve klomp, aan een touw gebonden zakte naar beneden en men hoefde het tarief er maar in te leggen en het geld verdween naar boven.
MOLEN VAN MILHEEZE
Te tegenwoordige molen van Milheeze is de tweede die daar staat. Er stond vroeger al een molen op de plaats achter de tegenwoordige. Het was een stenen molen die in 1860 is afgebroken.
De nieuwe molen werd voor de andere geplaatst, dus meer naar de weg toe. Deze molen had vroeger als watermolen dienst gedaan ergens in het noorden van ons land. Hij is dus veel ouder dan van het jaar 1860. Waarschijnlijk mogen er nog een paar eeuwen bijgeteld worden.
In 1860 was A. van de Kinderen de mulder van Milheeze. De familie van de Kinderen heeft de molen overgedaan aan Ludevicus Verheijen in 1876.
In 1891 brandde de molen af en werd weer opgebouwd in 1893.
In 1893 werd hij weer in gebruik genomen.
In 1910 nam Frans Verheijen de molen over van zijn vader en nu is hij in het bezit van Alfonsus Verheijen, zoon van Frans.
In 1965 werd de molen nog eens duchtig gerestaureerd, omdat hij op de lijst van Monumentenzorg gekomen was, samen met de kerk en pastorie van Bakel.
Bij het graafwerk op de plaats waar de oude stenen molen gestaan had, achter de molen van nu, kwam er een grote mooie arduinsteen te voorschijn, een achthoekige steen, ruim een meter in doorsnee, met kalksporen van een vroeger metselwerk. Het is blijkbaar een voetstuk van een dikke pilaar, met name een kerkpilaar. Waar komt die steen vandaan? Daar de steen gebroken was, veronderstelt men, dat hij bestemd was voor een kerk, maar wegens beschadiging niet kon gebruikt worden en afgestaan is aan iemand, die er nog wel iets mee kon doen. Hij werd nu gebruikt bij de opbouw van de oude stenen molen in Milheeze.
DE SCHUT VAN BAKEL
Het Willibrordusgilde van Bakel meent zelf, dat ze ontstaan is in het jaar 1296. Aldus op de schutskast in "De Leeuw". Het zilveren haantje zou van dat jaar dateren. Een ander stukje zilver, een schildje, vermeldt het jaar 1302. Dus de Schut van Bakel bestaat meer dan vijf en een halve eeuw.
Tot het jaar 1775 is er verder geen geschiedenis bekend van het Willibrordusgilde. In 1775 of een jaar eerder moet het huis, waarin de bezittingen van de Schut bewaard bleven afgebrand zijn. Alleen een paar stukjes zilver en de trom bleven gespaard. Het haantje op de vaan draagt nog de brandsporen.
In 1775 heeft men een nieuw Gildeboek moeten aanleggen, het oude was verbrand. Later, in 1828, heeft men het Gildeboek nogmaals hernieuwd en waar nodig het oude gecopieerd.
Enkele notities uit dit Gildeboek verschaft ons tevens een beetje geschiedenis van de Schut of Schutterij van Bakel.
Het Gildeboek begint met drie artikelen, die de doelstelling van het Gilde aangeven:
"Extract uit een register of Caart van de Schutterij van Bakel waarin staat als volgt: Laus Deo Semper - Anno 1775."
"Hoort toe gij broeders al te zaam. Dit zijn de artikelen welke de gemene broeders der Broederschap van de heiligen Willibrordus te Bakel elkander hebben beloofd, eendrachtig te onderhouden."
Art. I.
"In den eersten zullen de gemene Broeders komen schieten den Papegaai of Vogel ter plaatse daar zulks gewoonlijk is te geschieden, en dan dat gedaan zijnde, zullen zij komen teren, bij malkander, om alzo de broederlijke liefde te onderhouden, des zelven daags of bij aldien er wettelijke oorzaken waren, des anderen daags, ter herberge daar de Dekens dit zullen besteld hebben, En zo wie daar niet komt teren, zoo voorschreven is, zal breuken vijf stuiver."
Art. II.
"Item op St. Willibrordusdag, indien de Dekens dat believen zullen zij ook bij malkander komen teren, zoo voorschreven is, en die dat niet doet, zal verbreuken drie stuiver."
Art. III.
"Item zo wie de koning is van deze Broederschap, zal met Zijne koningin den maaltijd vrij hebben, vermits hij drie gulden voor een schilt betale."
DE SCHUT IN 1775
Wie er zo allemaal in de Schut waren in vroeger tijden, zien wij aan de lijsten van leden en bestuursleden.
De ondertekening van de Statuten in 1775 waren gedaan door:
Jacobus Manders, capitein
Jan Rijnder Kluitmans, deken
Peter Jan Manders, koning
A.v.d.Kerkhof, gewezen koning
Jan Sterken, vendrig
Wilbert Raaymakers, gewezen deken
Huybert Jansen, deken
Francis Martenstens, gewezen deken.
In 1780 tekenden:
Wilbert Raaymakers, kapitein
Hendrik G. Hendriks, vendrig
Magiel van de Laer, deken
Peter Goort Nooyen, deken.
In 1779 tekenden:
Cornelis Molensteen, koning
Hendrik W. Werts, deken
Peter Willem Raaymakers, deken.
In 1799 tekenden:
Joost van den Heuvel, koning
Frans Martens, kapitein
Johannes van Grotel, deken
Johannes Fr. Martens, vendrig
Mathijs Manders, deken
Hendrik Verbaarschot, deken
Jan van Leyenburch, deken
Willem H.Werts, deken.
Men besloot in 1898 met: "Hebben Jan van Grotel, Coonet, Jan van de Laer, koning, Mathijs Johannes en Johannes Vriends Dirks verklaard niet te kunnen schrijven". Wel schreven toen: Goort Nooyen, Goort Ceelen, Johannes Kluytmans, Mathijs Vlemmings, Michiel Croymans, F. Slits, J. Reynders.
SCHUTSSCHAPEN
Wat dit voor dieren zijn, verklaren de artikelen 40 en 43 van het Gildeboek:
Art. 40: Tot voordeel en instandhouding van het Broederschap zijn de officianten verplicht zoveel schapen te houden, als de omstandigheden der kas zal gedogen en zij goedschiks ter kooi en voedsel bij de ingezetenen kunnen plaatsen, en zijn de gemene leden, alsook de officianten verplicht, wanneer zij schapenhouders zijn, een schutsschaap bij hen ter kooi te nemen en op een behoorlijke wijze te voeden, onder het genot, dat van ouds daartoe gebruikelijke of door de officianten te bepalen provenuen, zal kunnen bestaan op de van ouds gebruikelijke wijze, van tracteren met koffie enz., of gezegde tracteringen zal op een andere wijze door de officianten kunnen bepaald worden, bijvoorbeeld bij het geven van een halve of een hele ton bier.
Art.43: Tot betere instandhouding van dit voorgemeld schapenfonds benoemen de officianten een persoon uit de gemene broederen, onder de naam van toeziend deken. Deze wordt benoemd voor drie of meer jaren naar wederzijds goedvinden en zal belast zijn met het toezicht en desnoods met de aankoop en uitverkoop der schapen, in welke gevallen hij door de deken zal geassisteerd worden. Deze geniet de vrije maaltijd en vrije vertering met de officianten aan tafel, op de teerdag, vallende daags na St. Willibrordusfeest.
DE MULDER OP HET MATJE GEROEPEN
Van ouds moest de mulder van Bakel ieder jaar een bijdrage van vijf gulden aan de Schut van Bakel geven. Dat heeft Jan Coppens ook altijd gedaan tot.... 1846. Toen niet meer tot 1859. De officianten van de Schut: Christ van Ansem, kapitein; Ties Raymakers, koning; Hendrik van den Heuvel, secretaris; Willem van de Ven, kornet; Gerardus Kanters, vendrig; Martinus Raaymakers, deken; Peter van Beek, deken; Antonie van de Mortel, deken; Martinus Martens, deken; verklaren in 1859 dat zij daarmee niet tevreden zijn. Zij praten met Jan Coppens, dreigen hem een beetje en eindelijk geeft Jan Coppens toe en betaalt prompt 65 guldens, voor de 12 achterstallige jaren.
DE SCHUT KRIJGT EEN PROCES VERBAAL
In het jaar 1831 had men een prachtig feest gevierd voor Pastoor H. Smits, die zijn zilveren jubileum vierde. De Schut bracht hem een serenade en schonk aan de kerk een carpet en benedictiedoek. kosten samen 27 gulden.
Maar toen de Schut met de Kermis van 1881 was uitgetrokken kwam de Marechaussee van Helmond vertellen, dat het paard van de cornet niet als rijpaard, maar als werkpaard stond ingeschreven; en dus proces verbaal.
De cornet Jan Vondervoort moest voor de Officier van Justitie te Roermond verschijnen en kreeg een boete van f. 36,75.
De Kapitein Gerard Kanters en zijn mede-officianten vonden dat wel een beetje te bar. Zij vroeger Burgemeester J. van Neerven om Koning Willem III daarover te schrijven. Zijne Majesteit Koning Willem III schonk de cornet J. Vondervoort vrijspraak van de straf. Wel moest hij de onkosten van de Rechtbank betalen n.l. f. 6,75.
KLEVERVELDJES
In 1895 kocht de Schut van Bakel een stuk grond van Comelis Joosten, de zgn. Kleverveldjes, die gelegen waren, waar nu de Speelweide is. Maar de aankoop zou slechts voor zes jaar gelden. Dit stukje grond was bedoeld als schapengrond, om de schapen van de Schut te weiden.
In 1902 maakte men een inventarislijst op van het aanwezige zilver in de Schut. Daar bleek uit, dat men de meeste stukjes, vooral de schilden, had laten maken in 1774 na de brand.
RODE SCHUT
Terloops zij hier nog vermeld, dat rond 1900 er een conflictje in de schut uitbrak, dat aanleiding gaf tot de oprichting van een nieuwe Schut, de St. Hubertusgilde. Deze zou vergaderen in de herberg van B. van der Aa (nu Vermulst). Dit was dan de "groene schut” terwijl de oude St. Willibrordusgilde vanwege de kleur van de costuums aangeduid werd met de ”rode schut"
Leden van de groene Schut, die het overigens niet lang heeft uit gehouden, waren: o.a. Jan van Velthoven, Driekske van Neerven, Marinus Ackkers, Aert van Neerven, Nelis Joosten, Fried Smits en Johannes Smits.
NAAMLIJST VAN DE SCHUT IN 1839
Het heeft er de schijn van, dat de St. Willibrordus Schut weer eens opnieuw begonnen is in het jaar 1839. Althans men heeft blijkbaar toen een groot aantal leden bijgewonnen.
Het aantal was toen totaal 181 leden voor Bakel en Milheeze. Dus bijna iedereen werd als lid ingeschreven en de meesten daarvan hebben een tiental jaren hun contributie betaald t.w. 10 cent per jaar.
De Kerkstraat, dorp dus, alleen telde 56 leden, Milheeze telde 26 leden, Overschot 9, Hilakker 9. De meeste van deze leden beperkten hun activiteiten voor de Schut tot de jaarlijkse contributie.
De lijst is in zoverre interessant, dat men daaruit kan aflezen, welke mensen de verschillende buurten of gehuchten van Bakel bewoonden in het jaar 1839. We vermelden hier de lijst, omdat zij bij velen nog herinneringen kan oproepen. Het is dan meer een inwonerslijst dan ledenlijst, waar voornamelijk de namen van de huisvaders en zijn grote zonen op voorkomen.
INWONERS VAN BAKEL IN 1839, SCHUTSLEDEN
KERKSTRAAT:
Francis Biemans - Peter van den Eynden - Martinus van de Poel - Peter Mathijs Manders - Hendrikus van de Poel - Joost Mathijs Manders - J.G.van Lupen - Jan van den Hout - Mathijs Vlemmings - Johannes van den Hout - Willem van den Hout - Peter Johannes Manders - Hendrik Coppens - Jan Evers - Peter de Veth - Willem Evers - Peter van de Veghel - Antonie Evers - Nicolaas van der Putten - H. Nooyen - Hendrik van den Heuvel - Johannes Jan Manders - Johannes Kluytmans - Mathijs Johannes Manders - Hendrik van Thiel - Goort Jaspers - Peter Spoormakers - Antonie Jaspers - Johannes Nooyen - Joost van Leyenburg - Cornelis Nooyen - Matheus van de Kruys - Peter Kuypers - Peter van den Eynden - Johannes van den Broek - Johannes Claassen - Hendrik Habraken - Louis Nooyen - Willem van Geenen - Jan Crooymans - Laurens Cortjaans - Huybert Swinkels - Hendrik Bloemen - Nicolaas Althuizen - Friet Jonkers - Hendrik Althuizen - Jan van Deursen - Francis Swinkels - Gijs van Deursen - Jan Jan Manders - Johannes Lammers - Peter Jaspers - Johannes Vriends - Eimbert Swinkels (naar Helmond) - Jan P. van de Ven - M. van Dinther - Peter J. Jansen.
OVERSCH0T:
Johannes van Grotel - Jan de Willem Joost Jansen - Peter Jansen - Thomas Peters (naar Vlierden) - Jan Thijssen - Peter Crooymans - Antonie Raaymakers.
HILAKKER:
Johannes Dirks - Jan Kuunders - Peter Dirks - Johannes Kuunders (naar Deurne) - Johannes van de Berg - Mathijs Kuunders (naar Deurne)
MOLENHOF:
Johannes Theunissen - Peter Hendrik Lansen (naar Deurne)
SCHOUW:
Leonard van Leyenburg - Peter Kanters - Johannes van Leyenburg
RAVENSGAT:
Mathijs van Neerven - Hendrik Claassen (naar Helmond) - Peter van Neerven - Joost Claassen (naar Deurne)
DE BRUG:
Hendrik van Asten - Jacobus van den Heuvel - Hendrik Verbruggen - Leendert van den Heuvel - Hendrik Bankers - Jan van Moorsel (naar Deurne)
RIJPELBERG:
Thomas Kanters - Martinus van den Heuvel - M. van den Heuvel
BROUWHUIS:
Hendrik van Tilburg - Peter Willem Verhoeven
KRUISSCHOT:
Willem Verhoeven - Jan van de Laar (naar Helmond)
DIERDONK:
Lambert Willems - Leendert Vondervoort - Hendrik Willems - Jacobus Verbruggen - Jan van Beek
GROOTEL:
Dielus Jansen - Lucas van de Biggelaar - Jan Antonie van Grootel - Martinus van de Biggelaar - Mathijs de Veth
NEERSTRAAT:
Jan Gerrits - Johannes de Wit - Leendert van Berlo (naar Gemert) - Antonie Cortjaans
ESP:
Peter van Ansem - Hendrik Martens - Peter Nooyen - Hendrik Mansvelders
GENENEIND:
Hendrik Biemans - Thomas Piet Manders (naar Deurne) - Andries Jan Manders - Willem Werts (naar Boekel) - Hendrik van de Berg - Wilbert van de Broek - Dorus Verbruggen - Gijs Jan Manders (naar Boekel)
MATHIJSEIND:
Jan Biemans - Peter Crooymans - Joost van Neerven - Joost G. Crooymans - Willem Jan Raaymakers - Peter Hendrik Martens (naar Helmond) - L. Kanters - Goort Nooyen - Antonie van de Laar
NIEUWENEIND:
Goort van den Meulenhof - Jan Hendrik Werts - Johannes van den Meulenhof - Johannes H. Werts - Johannes van den Boogaard - Peter H. Werts - Martinus van den Boogaard
MILHEEZE:
Peter Klaassen - Dorus Cornelissen - Antonie de Veth - Joost Cornelissen - Gijsbert Jan Martens - Peter Jan Andriessen - Johannes Fr. Thijssen - Hendrik Jacobus Swinkels - Joost Peter Nooyen - Jan Peer van Grotel - Huybert van Oirschot - Jan Hendriks - Mathijs Mastenbroek - Adriaan Welten - Johannes van de Weyer - Jan Peter Driessen - Joost van de Weyer - Johannes J. Jansen - Antonie Slaats - Johannes van den Boom - Peter Slaats - Leendert van Dinther - Dorus Slaats - E. v. d. Berkmortel - P. v. d. Berkmortel
BROUWHUIS
In 1929 kreeg het dorpje Brouwhuis een eigen kerk, samen met het Missiehuis Christus Koning van de Paters van S.C.J. Brouwhuis werd toen een eigen parochie.
Toch is Brouwhuis al bekend uit de Middeleeuwen. Van ouds moet daar een ridderfamilie gewoond hebben onder de naam van “van Bruhese".
In 1300 werd het gebied van Helmond omschreven en liep dan o.a. tot aan de "nieuwe akker bij Bruhese gelegen". In 1325 werd diezelfde grens omschreven als lopende tot de "Palen toe Aerts van Bruhese".
In het jaar 1326, als Bakel Helmond laat delen in het gebruik van de gemene gronden, dan zegt men in het stuk, dat het overgeschreven is "in het huis van Johannes, genoemd van Bruhese, zoon van een zekere Johannes, en die weer zoon van Godfried van Bruhese".
In 1383 blijkt dat een zekere Johannes van Bruhese schepen is van Den Bosch.
In 1418 worden Jan van Bruhese, Godart van Bruhese en Hendrik van Bruhese mannen van leen van de Hertog van Brabant genoemd.
In 1416 wordt vermeld, dat te Brouwhuls de zgn Heyacker ook van Godart van Bruhese is.
Reeds in deze tijden heeft er te Brouwhuis een kapel gestaan, de kapel van de H. Catharina. Waar die precies gestaan heeft, is niet zeker, maar men vermoedt toch in de buurt van de tegenwoordige kerk. Wel kende men vroeger te Brouwhuis nog een zgn. Kapelakker.
In de jaren 1441 tot 1443 las daar de H. Mis een zekere Jacobus Nouden of Noyden of Arnolds.
In 1440 vinden we, dat Heylwijghem van Bruhese de vrouw is van Jacob van Schout en haar nicht Aeghten van Bruhese is de vrouw van Willem van Eck. Deze twee heren gaan hun gruitrechten in de Meyerij verdedigen bij de Hertog van Brabant.
In 1843 schrijft Coppens, kon men van de kapel van Brouwhuis niets meer zien, tenzij alleen de plaats waar ze gestaan heeft.
Aan de Kloostereindweg te Brouwhuis, tegenover huis no.3. heeft vroeger ook iets gestaan dat men "Klooster" noemde. De oude mensen hebben nog voortverteld, dat daar eens een klooster had gestaan. Het is nu een stuk weiland. Niet ver uit de buurt ligt er nog een "Torenakker".
In 1551 wordt er melding gemaakt van een zeker erf op de plaats geheten "Het Claester". Men spreekt ook van een zeker huis met twee boerderijen, ten dele in Bakel, ten dele in Vlierden gelegen. Het schijnen goederen geweest te zijn van adellijke families en meent zelfs, dat in 1551 de Heer van Poederooyen daar een buitenverblijf had. Dat zou dan het zgn. "Klooster" zijn.
DE RIPS
Het aantrekkelijke bosdorpje Rips met zijn vele reeën, fazanten, konijnen en hazen is pas rond het jaar 1900 ontstaan uit een grote troosteloze heidevlakte, een stuk woeste grond, zoals men ze nu en hier en daar in Zuid Oost Brabant nog vindt als natuurreservaat. De benaming Rips is ontleend aan een beekje De Rips. Er is nog een beekje De Rips, dat van Mortel naar het Kasteel van Gemert loopt.
De ontginning van de Peel is pas voor goed begonnen rond het midden van de vorige eeuw. Het begon, moest beginnen, met de openlegging van de Peel. Wegenaanleg is het begin van alle vooruitgang. Zij het waterwegen, spoorwegen of karrewegen, nu autowegen.
De Zuid Willemsvaart werd gegraven tussen 1816 en 1822.
De spoorweg van Helmond naar Venlo kwam tot stand in 1866. Dit was een groot werk, waar de mensen van Bakel en Milheeze graag naar gingen kijken op zondagen. Men ging zelfs met de kar naar de Rakt om het werk in ogenschouw te nemen en daarna thuis de conversatie mee te vullen.
In 1864 had de gemeente Bakel besloten om goede zandwegen door de Peel aan te leggen.
In 1853 stichtten Jan en Nicolaas van de Griendt de peeldorpen Griendtsveen en Helenaveen. Helena Panis was de vrouw van J. van Griendt. Ze kopen in 1856 daarvoor veel peelgronden aan tussen Deurne en Meyel.
De Limburgse mijnen vragen steeds meer om hout voor het schragen van de mijnen. Men gaat dennenbossen poten om later goed mijnhout te verkrijgen.
Wanneer men de omgeving van de Rips gaat bepoten met dennen en ook loofhout, dan zijn er al bepote dennebossen in Grotel Bakel en de Rakt Brouwhuis.
In 1894 werden voor de heren Ledeboer, van Ogtrop, Roelvink en voor de Mijn Laura (Beestenveld) duizend hectare heidegrond bebost. De zaak werd eerst omgeploegd, waarvoor men drie ossen per ploeg gebruikte. Maar later kwam er ook een stoomploeg meehelpen.
De burgemeester P.L. Nooyen heeft altijd goed begrip getoond voor het belang van de ontginning van de Peel. Hij heeft er hard voor gewerkt.
In 1909 begon een grote modelboerderij in de Peel van Stevensbeek. De onderneming heette Lactaria (ongeveer als "Melkbedrijf) en werkte met 200 koeien. Later is de boerderij omgeschapen in een klooster en boerderij voor de Zusters van Bethanie.
Vele peelwerkers begonnen zich te vestigen in de Rips, zodat daar ook een dorpje ging groeien. In 1921 en 1922 bouwde men daar een nieuw kerkje, dat eerst onder de hoede van wereldheren stond maar rond 1929 overging naar de Paters van S.C.J.
En nu heeft men een heel ander beeld van de Rips als goed zestig jaar geleden, toen de koeienhoeder in de Hoeven ‘s morgens vroeg langs kwam en riep om de koeien los te maken, want hij zou ze naar de heide van de Rips brengen en 's avonds weer netjes thuisbezorgen.
ESP DE KOMMANDEURSHOEVE
Vanouds is bekend dat de Espse Hoeve, nu in het bezit van Sjef Kanters, een hoeve is geweest van de Kommanderij van Gemert. Ook op het huis stond vroeger “Commandeurshoeve".
De Kommanderij van Gemert was een onderafdeling van de Duitse Ridderorde (ook Teutonische Orde genoemd), die aan de Kruistochten in de Middeleeuwen zijn ontstaan dankt. Zij kreeg het karakter van een grootgrondbezitter en werd in Gemert zelf een vrije Heerlijkheid. Ze bezat minstens 19 hoeven te Bakel, Esp, Milschot, Biezen, Tereyken, Mortel, Gemert, Boekel.
Met de komst van de Fransen in 1795 is het met de Duitse Orde en de Kommananderij van Gemert afgelopen. Ze werd door Napoleon opgeheven en alle bezittingen werden Staatsdomein. De Staat heeft echter bijna alles weer aan Heren verkocht.
In 1813 kocht Jonkheer van Riemsdijk uit Maastricht het Kasteel van Gemert en in 1832 ook de boerderijen. Deze bezittingen gingen over naar de familie Lups en later naar de familie Scheidius uit Utrecht. Een dochter van van Riemsdijk was met Lups getrouwd en een dochter van Lups was met Scheidius getrouwd. Hun rentmeesters of opzichters waren Hannes van Gemert, Frans van Gemert en Wim van Dijk.
Wat betreft de bezittingen van de Kommandeur van Gemert in Bakel:
De hoeve Esp en de hoeve Grootel waren als zodanig al bekend in 1500.
In 1492 verkocht Judocus van de Berch aan de Kommandeur van Gemert H.mvan Eynatten, een erfrente op een boerderij in de parochie Bakel “auf der Espe”.
In 1502 verkopen de erven Vrankenwirth aan de Kommandeur H. van Eynatten een erfrente uit een ander huis te Esp.
In 1542 verklaart het Gerecht van Bakel (Schepenbank), dat de twee huizen te Bakel wegens het niet betalen van de cijns aan de Kommandeur vervallen.
In 1729 ongeveer vermeldt een Kaartboek twee hoeven in Bakel als behorend aan de Kommandeur van Gemert n.l. "de Hoeve Grootel Baeckel en de Hoeve Esp Baeckel".
In 1839 woonden te Esp Peter van Ansem, Peter Nooyen en Hendrik Martens. Later woonden op de pachthoeve Esp familie Heesakker en daarna Donkers. Hannes Kanters kocht de boerderij van Scheidius in 1911.
Van de twee grachten, die om de hoeve waren aangebracht, zijn de sporen nog te zien. Stukken binnenmuur van dit huis bestonden nog van klot, zwarte turf of baggert. Het vroegere huis had een heel grote “herd” een lange kamer met een lange eettafel, een weefkamer met weefgetouw.
Een poort gaf toegang tot de Hoeve. De grote arduinstenen die men daar nog vindt, zijn misschien delen van de poort geweest.
Men meent zelfs dat er nog een poort of toegang geweest is meer naar de grote weg Bakel - Mortel. Binnen de poort en de grachten stonden nog een grote schaapskooi, een stal en een schuur.
Ook de hoeve van Hoog Aarle, nu in het bezit van G. v. d. Biggelaar, had twee grachten ter verdediging. Men weet niet meer te vertellen, van welke heer deze Hoeve moet zijn geweest, Wel zijn een paar huurhoeven te Hoog Aarle nog steeds van de Armen van Gemert.
Bij Esp woonde vroeger Maria van Allewegen. Eigenlijk heette zij van Moorsel; maar zij werd van Allewegen genoemd, omdat daar bij haar huis op Esp alle wegen, ook uit de bossen en hei blij elkaar uitkwamen.
GROTEL
De hoeve Grotel stamt ook uit de Middeleeuwen. Rond het jaar 1375 was ze het bezit van de Armen van Helmond. Als zodanig wordt ze vermeld in een stuk van 1405.
In 1596 was deze hoeve verpacht aan Lambrecht van Soersel. (Men zegt, dat Soersel een oude naam is voor Roessel).
In 1609 brandt de hoeve af en wordt weer opgebouwd.
In 1732 verkocht het Armbestuur van Helmond de hoeve aan een landbouwer.
Een kaartboek van 1720 vermeldt de hoeve Grootel als bezit van de Kommandeur van Gemert. Maar in 1492 verkoopt Johan Werts een wei op Grotel aan de Kommandeur van Gemert, H. Eynatten en ook de erven Vriese verkopen een weiland aan de Kommandeur in hetzelfde jaar.
Men zou daaruit opmaken dat Grotel in de oude tijd al meer dan een hoeve had. Voor de oudste hoeve, de beginhoeve van Grotel lijkt het meest in aanmerking te komen, de tegenwoordige hoeve van A. van Veghel voorheen van de familie Beekman. Men vindt daar nog sporen van twee grachten om de hoeve heen.
In 1839 woonden te Grotel Dielus Jansen, die daar verscheidene boerderijen bezat en veel grond, Jan Antonie van Grotel, Mathijs de Veth en Lucas van de Biggelaar, de vader van de priester Petrus van de Biggelaar.
Het onlangs ingerichte café “Het Grotels Hof” blijft nog een aardige herinnering aan de oude geschiedenis van dit gehucht.
In de Biezen achter Grotel bezat de Kommandeur van Gemert en later Scheidius ook enkele hoeven en veel grond o.a. de hoeve van de familie Crooymans. Het huis van Crooymans draagt nog het sierlijke torenklokje, dat vroeger op de vorige boerderij stond. Het diende om de werklieden bij elkaar te roepen voor de maaltijden.
SCHEEPSTAL
De hoeve Scheepstal werd al vermeld in 1325, bij de grensbepaling van de gemeente Bakel. Daar heette het: De Rade van Scheepstal.
In 1388 wordt het gebied van de Heerlijkheid van Helmond beschreven en daarin “tot Scheptal ten Rade toe, en van de rade voort....”. Dus de watermolen of het waterrad aan de Aa bij Scheepstal was een grenspunt.
Oude mensen kunnen zich nog herinneren, dat in de Aa een oud stuk muur zat, wat dan moet wijzen op het oude rad.
Ook in 1415 spreekt men over de Raede van Scheepstal, als men het goed en de hof van Kemmenade beschrijft.
In 1425 schrijft Jan van Berlaer, Heer van Helmond, zijn testament en als het testament in 1427 wordt uitgevoerd, dan worden ook vermeld zijn erfcijnsen uit de goederen van Scheepstal in de parochie Bakel. In 1435 is er nog sprake van de erfrechten die de Heer van Helmond bezit op de goederen van Scheepstal.
In 1490 wordt een boedelscheiding beschreven van de bezittingen van Jan van Cortenbach, Heer van Helmond, die toekomen aan zijn zoon Jan van Cortenbach en oomzegger van Iwan van Cortenbach. Daarin wordt ook genoemd een erfcijns op de goederen van "Schepstal” “van de Abt van Achternaken (Echternach) in leen gehouden".
Daaruit zou men moeten opmaken, dat Scheepstal van de Abdij van Echternach is geweest, maar dat de Heer van Helmond ook rechten had, verleend door de Hertog van Brabant. Het zou zelfs kunnen dat Willibrordus zelf al Scheepstal ontvangen heeft samen met de kerk van Bakel en de kerkelijke goederen in Bakel.
In 1720 woonde b.v. Jan Wilberts op Scheepstal. Hij was collecteur van de koningsbede.
De laatste berichten zijn, dat Scheepstal toebehoorde aan Duitse Heren, waarvan een burgemeester was van Xanten, anderen officieren in het Duitse leger. Deze hebben de boerderij verpacht aan de bewoners van Scheepstal.
Dat was tot 1933. Daarna kwam het in handen van Lips en na hem van Den Bezemen. Eindelijk is Scheepstal verkocht aan de bewoner van de Weijer.
De naam Molenkamp bij Scheepstal schijnt ook nog te wijzen op de watermolen, die bij Scheepstal in de Aa was aangelegd.
Dat de familienaam van Scheepstal afkomstig is van dit gehucht, kan men voorlopig veilig aannemen.
KRUISSCHOT
Actueel en ook op een kaart van het jaar 1900 schrijft men Kruisschot, dus met “ss”. In de 14e eeuw en ook nog later schreef men Cruyschot. De vraag is dus, gaat het over Cruy of Kruis. Nog een beetje anders uitgesproken hoort men en schreef men ook wel eens: Kruisend.
In 1374 komt al een naam voor van Matheus van Cruyschot, burger van Helmond. Dus het schijnt, dat toen al lang Kruisschot een bestaand landgoed was.
Ook bij de grensbepaling van 1325 wordt Cruyschot aangehaald als grenspunt van de Bakelse gemene gronden, dus nog behorend tot de parochie of gemeente Bakel.
In 1415 wordt de grens van Helmond beschreven als "tot een paal die bij het goed Cruyschot ligt, aan een akker geheten Paelacker.
In 1537 krijgt de weduwe van Jan van Erp, Schout van Bakel, wonende te Deurne, Cruyschot als zijn leenbezit.
Tenslotte werd ook Kruisschot verkocht aan de pachter of bewoner.
RIJPELBERG
De eerste vermelding van Rijpelberg vinden we in het jaar 1395. Dan wordt het ook geschreven als Repelberch. Wat betekent “Repel”? Komt het van vlas repelen of wijst het op het landschapskarakter van het heuvelachtig bos rond Rijpelberg?
In 1396 wordt in een stuk van Helmond een zekere Dirk van Rijpelberch genoemd, die zijn erfrechten in de gemeente Helmond verdedigde.
In 1425 bezat Jan van Berlaer, Heer van Helmond, ook twee vijvers met toebehoren nabij de plaats geheten Repelbereh. Deze visvijvers zijn nu nog heideplassen, bekend onder de naam Scherenvlaas of Straapven, ook genoemd Straakven, gelegen achter de bossen van Rijpelberg.
Wanneer in 1776 de overdracht van de Heerlijkheid Helmond aan C. Fr. Wesselman plaats heeft, dan worden ook inbegrepen de visvijvers met een groot moer en heideveld bij de Rijpelberg, gelegen onder de Heerlijkheid Deurne, tussen Deurne en Bakel.
Jac. Heeren weet te vertellen, dat de Abdij van Binderen, die in 1587 door de protestanten werd platgebrand, ook twee boerderijen bezat bij het gehucht Brouwhuis, welke plaats Repelberch wordt genoemd. Deze twee boerderijen van Rijpelberg waren voordien van het adellijke geslacht van Horn.
Later, tot 1907, waren de boerderijen van Rijpelberg van een Duitse familie, aan wie de pachtboeren hun pacht moesten betalen. In 1907 heeft de familie van Hout de boerderij van Rijpelberg gekocht.
In 1839 woonde te Rijpelberg o.a. Thomas Kanters, getrouwd met Joanna Maria Crooymans en Martinus van den Heuvel. Thomas Kanters was ook een pachtboer van die Duitse familie.
SCHAUW
H. Ouwerling vertelt in zijn geschiedenis van Deurne ook de geschiedenis van Schauw, daar dit tot de gemeente van Deurne behoort. Van ouds echter behoorde Schauw en Molenhof tot de parochie van Bakel.
Dat gaf een beetje conflicten omtrent de begrafenis van mensen van Molenhof en Schauw. In 1683 krijgt de Heer van Deurne gedaan, dat Jenneke van de Kromma Aa, die op de Molenhof woonde, dus in de parochie Bakel, toch te Deurne begraven werd.
Vanaf 1696 schijnt dat de regel zijn geweest tot aan 1850.
Men vertelt dat Barbara Swinkels - Crooymans, die op de Schauw woonde, weer de eerste was, die te Bakel werd begraven. Maar toch werd vroeger de begrafenisdienst in de kerk van Bakel verricht en vandaar werd per kar het lijk vervoerd naar Deurne. Vandaar het gezegde van toen: Te Bakel de klank (van de klokken) te Deurne de stank”.
Het begin van de Schauw als hoeve van de Heerlijkheid van Deurne moet gezocht worden in het huis van de familie van Dijk. Daar lag vroeger nog een gracht omheen. De zolder van dit huis heeft nog de heel vroeger gebruikelijke bedekking met plavuizen.
De eigenaars van de Schauw waren Marten Jan Geverts van Deurne en daarna zijn twee neven Jan en Gevert Geverts van Deurne. Hun pachtboeren waren b.v. in 1654 Teunis Aerts en Dries Driessen. Dus twee boerderijen. Teunis had 16 beesten en Dries 11.
In 1766 was de hoeve van Schauw het bezit van Jan Croymans, die er in dat jaar nog een huis bijbouwde voor zijn zoon Jacobus Croymans, de vader van Barbara Croymans, getrouwd met Swinkels.
In dezelfde tijd was de eigenaar van de andere boerderij op de Schauw Joost Simon Nooyen, getrouwd met Helena van Hikspoor, een van de voorvaders van Bernard Nooyen van den Hilakker.
MOLENHOF
In de Middeleeuwen was de Hoeve Molenhof of Meulenhof ook een bezit van Heren nl. een hoeve met grond aan beide kanten van de loop, de Aa. Het eerste huis stond ten zuiden van wat nu het huis van Berkers is. Dit laatste huis, vroeger van v.d. Biggelaar werd gebouwd in 1860.
De watermolen of het waterrad was nog iets meer naar het zuiden, waar men vroeger een bocht en een kuil in de loop vond. De laatste hereboer van de Meulenhof was een familie Janssen te Veghel. Jan Hendriks was zijn pachtboer. In 1641 werd de hoeve verkocht aan Peter Willems, die er in 1654 nog woonde.
De weg naar Deurne over Molenhof naar Aarle was een vrij drukke weg: o.a. liggend in de verbinding tussen Venlo en Den Bosch, maar ook de weg om naar de markt van Aarle te gaan. Van daar dat er best een "even rusten" kon komen. Men ging n.l. te voet of met de kar. In 1760 was daarom Laurens van Moorsel, wonend op de hoeve van Molenhof de “hospes” een latijns woord voor gastheer, kastelein.
Blijkbaar had de hoeve van Molenhof geen gracht om zich heen. In 1654 stonden er te Molenhof zeven huizen. Of hierbij ook de Schauw en Bleis bijgerekend is, weet ik niet, maar het was wel heel gebruikelijk om Schauw, Bleis, Molenhof samen Meulenhof te noemen.
Trouwens Bleis heeft later pas die naam gekregen, naar aanleiding van de eigenaar van de hoeve van Bleis. Dat was Jan Bluyssen uit Asten. Bluyssen is dus Bleis geworden.
Tussen 1800 en 1839 vinden we vermeld als inwoners van de Molenhof o.a. Theodoor Royackers, Joanna Reinders, Petrus Hooybergen, Antonius van de Biggelaar, Willem van den Heuvel, Petrus Strijbos, Johannes van de Berg, Johannes van Berlo, Johan Manders, Hubertus Denen, Hendrik van Hout, Martinus Donkers.
HILAKKER
De oudste vermelding van de Hilakker is van het jaar 1405. Dat was in een document waarin de Hoeve Hilacker en ook de Hoeve Grootel als bezit van de Armen van Helmond werden genoemd.
Men denkt dat de hoeve Hilakker al vanaf ongeveer 1350 van de Armen van Helmond is geweest.
In 1600 stonden er twee hoeven op de Hilakker, door twee boeren gepacht van de Armen van Helmond.
Tussen 1700 en 1733 zijn beide boerderijen afgebrand en enkele jaren onbewoond gebleven. Later werden ze weer opgebouwd.
In deze jaren komt de naam Hilakker ook als familienaam voor. In 1756 werd te Bakel geboren Daniel, zoon van Gerardus van den Hilacker en Maria van Godefridus van Eyck. In 1767 trouwde Wilhelmus van den Hilacker met Catharina Peters. Ze woonden in Bakel, maar het is niet zeker dat ze op de Hilakker woonden.
In 1730 werden de landerijen van de Hoeve Hilakker gedeeltelijk verkocht, gedeeltelijk verhuurd.
In 1839 woonden te Hilakker, Justinus Swinkels - Crooymans, Johannes Dirks, Johannes van den Berg, Antonie Martens, Jan Kuunders. Men meent soms, dat Kuundert van Kuunders komt, die daar gewoond zou hebben.
In 1846 is Joost Swinkels naar de Schauw (Deurne) vertrokken. In 1875 kwam bij een boedelscheiding het huis op de Hilakker aan Joost Swinkels, vader van Maria Nooyen - Swinkels. In 1886 bij een tweede boedelscheiding kreeg Martinus Nooyen het huis op de Hilakker.
BRONNEN:
Kerkelijke Archieven van Bakel
Gemeentearchieven van Bakel
Rijksarchief te Den Bosch
J. A. Coppens: Nieuwe Beschrijving van het Bisdom Den Bosch 1843
Mr. C. Krom: Oorkonden betreffende Helmond, 1884.
H. Ouwerling: Geschiedenis van Deurne, Liessel en Vlierden 1933
V. Cleerdin: Het Brabantse Dorp, 1944
Dr .W .Gierlichs: Geschiedenis van de Bokkenrijders, 1939
K. Dilling: De Peelstreek
G. Bannenberg: Brabantia
J. Heeren: Uit de geschiedenis van Helmond en omgeving
A. Frencken: Helmond in het verleden
P. J. H. Holwerda: De geschiedenis van Nederland
Verder vele mondelinge mededelingen.
ALLERJONGSTE GESCHIEDENIS
Als besluit van deze reeks greepjes uit het grijze verleden van Bakel, iets over de geschiedenismakende jeugd van Bakel in 1967.
Moderne communicatiemiddelen, telefoon, radio, televisie, grammofoonplaat, krant, hebben er allen toe bijgedragen dat de jeugd van Bakel zo hier en daar ook begon mee te tellen op regionaal en landelijk niveau. De Katholieke plattelands Jongeren (KPJ) doorbraken de locale grenzen met hun sport en muziek, en begonnen met hun trofeeënkastjes de eeuwenoude Schut van Bakel te overtreffen.
Bekers, standdaards, medaljes en wimpeltjes bleven als evenvele leuke herinneringen aan overwinningen op sport- en muziekgebied. Ook buiten de grenzen van Bakel zijn op dit terrein namen bekend geworden als die van Harry van Doren (Overschot), Jan en Toon van Dijk (Bleis), Carla Joosten (Mathijseind), Frans Sigmans (Dorp).
De Boerenkapel van Bakel, een “dochteronderneming” van Music Sacrum passeerde de Peelgrenzen herhaaldelijk, ook in de richting van Limburg. Bernard Nooyen (Kuundert) was echt "toonaangevend". Gitaar- en accordeonclub bleken bijna televisierijp.
Slechts enigen van hen, waarvan men het heel natuurlijk vond, dat ze ergens buiten Bakel weer gewonnen hadden, bereikten maar amper de leeftijd van 20 jaar.
Een doorbraak naar het landelijk niveau maakten Carla Joosten en Frans Sigmans. Deze laatste begon zelfs mee te tellen op internationaal niveau.
FRANS SIGMANS
De Katholieke Illustratie van 3 juni 1967 wijdde een royaal artikel aan de motororosser Frans Sigmans. Geboren op 19 juli 1947 is Frans bovendien nog tenger van gestalte en volgens de Katholieke Illustratie maakte dit hem nog des te populairder bij de schooljeugd van Bakel. De schooljongens groepen om hem heen, alsof hij de Sinterklaas is. En Frans weet erg leuk daar op te reageren, zelfs midden in de hitte van een motorcrossgevecht. Frans had het ook gewonnen bij de televisiemensen (Mise en scene).
De nationale triomfen van Frans Sigmans in de eerste helft van 1967 waren de Kampioenswedstrijden te Raalte, waar hij voor de eerste keer een 500 cc bereed en als tweede over de streep kwam; te Rooden (Drente), Venray, Emmen, Apeldoorn, Lochem, waar hij de eerste was van de gewoonlijk 30 tot 40 deelnemers.
In 1964 werd hij landskampioen bromfietser te Vriezenveen.
De eerste van Nederland en Belgie was hij in het begin van 1967 te Meijel en Gemert met zijn 250 cc. Internationale overwinningen behaalde hij te Makkinga en Norg met zijn 500 cc. Voor de Grand Prix te Norg stond hij op de vierde plaats, iets wat een Nederlander tot nog toe niet had bereikt.
CARLA JOOSTEN
Het Bakels Parochieblad "Rond onze Toren” van 9 juni 1967 wijdde een artikel aan de hardloopster Carla Joosten, die ook op nationaal niveau haar overwinningen aan het behalen was.
Dat een monteur van huis uit, Frans Sigmans, zich aan de motorsport gaf en tussen het sleutelen door ging crossen, was bijna logisch. Carla Joosten, geboren 15 januari 1949, een gewoon Bakels boerenmeisje, dat op zijn tijd moet helpen met het asperge steken, is door de sportclub van de Plattelands Jongeren in de atletiek verzeild geraakt. Zij bleef trouw aan de KPJ, maar moest tegelijk ook de atletiekclub van Helmond dienen.
Overwinnares in de KPJ sportbeweging was zij al lang. Candidaat landskampioene van de atletiek voor lange afstand (1000 of 1500 meter veldloop) is zij nu zeker, want al twee keer heeft zij de landskampioene Jo van der Stelt uit Aalsmeer verslagen.
In de eerste helft van het jaar 1967 was zij de eerste in hardlopen in de Veluwe Cross voor A-meisjes (17 en 18 jarigen), de Beda Cross Uden, Propaganda Cross Avanti Udenhout, AVRO Cross Hilversum A-meisjes, Trainingspakkenwedstrijd den Bosch A-meisjes 800 meter.
Carla was de tweede in de IJzeren-man Bosloop, Vught A-meisjes en Baanwedstrijden Baarn, 400 meter.
Natuurlijk moet zij regelmatig trainen en langs de B-wegen van Bakel draven, in de winteravonden onder begeleiding van haar zusje op de fiets.
Dat zij ook een kast heeft met meer dan 50 trofeeën, bekers, standdaards, medaljes, dat spreekt van zelf. En Carla gaat er heel gerust trots op. Wij met haar.
P. H. Nooyen
Hilakker 10 juni 1967
← Terug naar: Tussen Peel en Aa - Deel 1Verder naar: Tussen Peel en AA →